Molens in Mill
MOLENS IN MILL
Onderstaand historisch verhaal over de molens en de verdwenen molens van de voormalige gemeente Mill en Sint Hubert is samengesteld door De heer H.A.M. Rombouts, alsmede door de bijdrage van diverse personen en instellingen.
Inhoudsopgave:
• hoofdstuk I : Inleiding
• hoofdstuk II: Molensoorten en molentypen
• hoofdstuk III: Molentaal
• hoofdstuk IV: De molens in de gemeente Mill en Sint Hubert
• hoofdstuk V : Molen de Korenbloem te Mill
• hoofdstuk VI: Molen de Heimolen te Sint Hubert
• hoofdstuk VII: Molen de Korenaar te Sint Hubert
• hoofdstuk VIII: Molen de Korenbloem te Langenboom
• hoofdstuk IX: Verdwenen molens in de gemeente Mill en Sint Hubert
• Literatuurlijst en Colofon zie einde van deze compilatie.
Hoofstuk 1: Inleiding.
Ter gelegenheid van het gereedkomen van de restauratie van de bergkorenmolen "De Korenbloem "te Mill en mede in relatie tot de Nationale Molendagen , welke nu al in enkele jaren tijds tot een jaarlijks terugkerend gebeuren zijn uitgegroeid, is het idee gerezen om een gids van de molens in de gemeente Mill en Sint Hubert samen te stellen.
In de zeventiende en achttiende eeuw had de heer van Cuyk in Mill een wind - en rosmolen in eigendom. De inwoners van Sint Hubert, Mill en Wanroy moesten hun graan laten malen op de molen in Mill omdat >-Jeder bij sijnen molenwanck moet verblieven-.Vandaar dat deze molens met de benaming -banmolen- worden aangeduid.
De heer van Cuyk had recht op een-zestiende gedeelte van het op zijn molens gemalen graan. Dit aandeel kwam, krachtens het pachtcontract, toe aan de mulder als -molster- of maalloon.
Aan het eind van de achttiende eeuw werd de molster, omschreven als -het scheppen met de platte pan- , door verordeningen vervangen. De maat van de molster wordt voorgeschreven, en ook betaling in geld wordt mogelijk. Daartoe ging de mulder niet zonder wrevel over.
Om tegemoet te komen aan de vele klachten werd in 1791, in 's-Hertogenbosch, bepaald, dat de molenaars, hun knechts en bedienden, een eed op de bediening van hun ambt moesten afleggen. Ook moest het gilde der molenaars toezien op de naleving hiervan. De oude molsterpannen werden vervangen door strijkmaten, die jaarlijks door de stads-ijkmeester geijkt zouden worden. Afgestreken was de inhoud van de strijkmaat een-zestiende sester of schepel, of een-zestiende vat.
Veel facetten zijn aan de molen, de molenaar en het molenaars vak te onderscheiden. De molen droeg bij aan het beeld van het landschap. Veel benamingen zijn daaraan ontleend.
Namen als Molenstraat, Molenberg, Moleneind, Molendijk, Molengat, Molenheide, Moelenhoeven, Molenpolder, Molenbeemd, Molenkamp, Molenlei, Molenbeek, Molenkant , Molenschot, Molenvliet et cetera duiden steeds op de (vroegere) aanwezigheid van de molen in het landschap.
Bij het zoeken naar gegevens van de molens van Mill en Sint Hubert stuit men ook op deze benamingen. Zij vormen een aanknopingspunt om terug te zoeken naar de molens.
Helaas heeft de tijd ontbroken om elk spoor terug te volgen. Het is te hopen dat door deze uitgave nog meer van de geschiedenis van de voormalige gemeente Mill en Sint Hubert, met name ook van de molens, bekend zal worden.
molen van de molendynastie Reijnen ( foto rond 1920 Wanroijseweg)
Hoofstuk 2: Molensoorten en molentypen.
De molensoorten worden onderscheiden naar het gebruik dat er van gemaakt wordt. Bekendste soorten zijn de korenmolens, schorsmolens, en oliemonsters. Ook te noemen zijn de pelmolen, verfmolens, spererijmolens, zaagmolens en papiermolens. Zelfs de handbediende, ons aller bekende, koffiemolen kan in dit rijtje nog een plaats vinden.
Maar de manier waarop zij in beweging worden gebracht kan men de molens verdelen in windmolens, watermolens, rosmolens(paardenkracht), tredmolens ( mankracht). In latere tijd de stoommolens (omstreeks 1875) in het begin als hulpkracht op de windmolen. Daarna zijn ook de petroleummolen, de dieselmolen en de met krachtstroom elektrisch voortbewogen verschenen.
De verschillen in type duiden op de vorm van molenbouw of op de manier waarop de molen specifiek functioneert. Men kent stenen- of houten-, al dan niet met riet bedekte, molens. Voorts ronde, zes of achtkantige en torenmolens, of grond-belt-(berg-) akker- of stellingmolens.
De benaming wipmolen, standaardmolen ( ook staakmolen), watermolen, bovenkruiers duiden op de specifieke wijze van functioneren van het molenmechanisme.
Hoofdstuk 3: Molentaal.
Alom is bekend dat de stand van de wieken van een molen een bepaalde betekenis kan hebben. Begrijpelijk is het ontstaan hiervan. In vroeger tijden waren er nog geen nieuwsmedia zoals wij die nu kennen. Door zijn specifieke plaats in het landschap, met name zijn hoogte, leende de molen zich bij uitstek voor het op grotere afstanden doorgeven van "nieuwsberichten".
Bij het gaan naar de molen was de mulder zich bewust van de omstandigheden van het weer. Windkracht bepaalde hoeveel zeil moest worden voorgespannen; windrichting, om de molen in de wind te zetten ( of de molen gekruid moest worden) , moest bekend zijn. Weertype, vast weer met constante wind of wisselvallig weer (onweerachtig, kans op regen, hagel, of sneeuw, onbestendige windkracht) moest de molenaar weten. Steevast voor hij zijn molen in werking bracht zou hij de omgeving waarnemen. Ook om te constateren of de collega molenaar in zijn omtrek zijn waarneming ondersteunde (of: voldoende werk had?). Dit leende zich bij uitstek om onderlinge afspraken door te seinen, rouw of feestvreugde, aangevoerde voorraden in- of buiten bedrijf zijn.
De meest bekende afbeeldingen worden hieronder afgebeeld. Hierbij geldt de restrictie dat molenstanden in verschillende streken van ons land af kunnen wijken. De hierna afgebeelde molenstanden zijn de zogenaamde -Hollandse- standen, de in Nederland meest voorkomende. Tevens zij nog opgemerkt dat bij de stand -lange rust -de uitdrukking behoort de molen staat op schooi , dit betekend dat de molenaar geen werk had.
Hoofdstuk 4: De molens in Mill en Sint Hubert.
Het is niet gemakkelijk om uitputtend hierop in te gaan, zoals al eerder is vermeld. Er bevinden zich in Mill en in Sint Hubert twee molens nog geheel in functie . Te weten in Mill De Korenbloem en in Sint Hubert De Heimolen.
Daarnaast vindt men nog duidelijk herkenbare molenrompen in Sint Hubert en in Langenboom. Voorts is bekend dat er nabij de huidige sportvelden te Mill een molen heeft gestaan.
Voorts zijn er vage gegevens over een molen in de omgeving van de hoek Schoolstraat en de Spoorstraat. Misschien heeft er in Langenboom nog een tweede molen gestaan. Tenslotte duidt de naam Molendijk nog op een molen ten Oosten van de Graafseweg/Karstraat te Mill. Gezien het feit dat er van oudsher al molens te Mill hebben gestaan rijst voor mij de (samensteller H.A.M. Rombouts) grootste vraag, waar en wat en hoeveel elders?
Hoofdstuk 5: Molen -DE KORENBLOEM- te Mill.
Vanuit Aarle-Rixtel vestigde zich Hendricus Cuppens in 1857 te Mill. Hij kocht, op 57-jarige leeftijd, een gedeelte van het perceel sectie G65, groot 1100m², van Herremina van Hout die dit uit nalatenschap van Hendricus Boudewijns verworven had. Ook kocht hij van -De Armen van Mill de aan de overzijde van de weg, later Molenstraat , liggende perceeltjes sectie G7 en G8, een huisje met een stuk bouwland. In 1858 bouwt Hendricus Cuppens op het perceel G65 een windkorenmolen, die thans de naam De Korenbloem draagt. Zoals inmiddels door de jaren heen gebruikelijk is geworden kocht men onderdelen van in onbruik geraakte molens op voor nieuwbouw elders. Gezien de verhoudingen van onderdelen in deze molen, is dit hier het geval geweest. Naar alle waarschijnlijkheid zijn in de Korenbloem elementaire onderdelen verwerkt van in de Zaanstreek verdwenen oliemolens.
Vermoedelijk kwam, naar molenaarstraditie, de zoon Rudolph Carel Cuppens, geboren in 1830/1831 te Aarle Rixtel, op de molen. Helaas voor korte duur want deze overlijdt te Mill, op dertigjarige leeftijd en ongehuwd, op 18 februari 1861. Dit overlijden noopt Hendricus Cuppens vermoedelijk tot verkoop van de molen in 1864 aan Martinus van Lieshout, koopman te Mill. Deze Van Lieshout is kennelijk voornemens zijn zoon Hendrikus Petrus Ambrosius geboren op 7 december 1855 te Uden op te leiden tot molenaar.
De Korenbloem te Mill
Intussen wordt de molen bemalen door knechts; in deze periode fungeren onder andere twee andere zonen van Hendricus Cuppens als knechts. Cuppens dochter Helena, geboren 19 februari 1833, die , tegen vaders zin, op 18 september 1857 trouwt met Hendricus van der Linden, schoenmaker, later aannemer, heeft haar broers in de kost. Broer Benedictus Godefridus, geboren in 1832 te Aarle-Rixtel, in de periode van oktober 1870 tot september 1871 en broer Victor, geboren 1 juni 1841 te Helmond in de periode van augustus 1872 tot 30 april 1878. In die periode , op 23 april 1876, overlijdt Johanna Helena; haar ouders zijn dan niet meer in leven. Andere molenknechten uit deze periode zijn Martinus Zetten, Walterus Roovers, Johannes Heurkens, Johannes Verheijen en Henricus van den Boogaard.
Inmiddels is op 8 maart 1876 genoemde Henri van Lieshout, eveneens ongehuwd, op een en twintigjarige leeftijd overleden. In 1883 wordt de molen verkocht aan Gerardus Rutten, geboortig vanuit Boxtel 10 december 1849 die vermoedelijk molenknecht was in Sint Hubert of in het Molengat ( hij verhuisde van het adres C93 naar A5) Hij kocht de woning van Van Lieshout ; deze stond op ongeveer de plaats waar thans garage Vlaar, op de hoek van de Hoogstraat en de Oranjeboomstraat, gevestigd is. In de volksmond heette deze plaats -De Kleine Prins-. Zulks in tegenstelling tot de huidige woning van Verbruggen op de hoek Molenstraat/Hoogstraat, die men -De Grote Prins -noemde.
In 1890 komt de molen op naam te staan van Antonius Johannes Reijnen, waarmee het in de omgeving van Mill meest bekende molenaarsgeslacht op deze molen komt. Door vererving komt de molen op naam van diens weduwe A.M.J. Reijnen- Verstraten en consorten. In 1958 komt de molen op naam van de N.V. Veevoederhandel Mill N.V. In de volksmond wordt ook genoemd: Zwaardemakers Handel - en Industrie N.V. te Zaandam en in 1964 zag de huidige eigenaar M.J.J. van Kempen, die het molenvak in dienst van de familie Reijnen op deze molen heeft geleerd zijn levenswens in vervulling gaan toen Van Kempen de molen in eigendom kon verwerven. De thans bij de molen behorende woning is door Van Kempen gebouwd.
Opmerkelijk is dat het tot op heden bekende bouwjaar van de Korenbloem te weten 1847, niet juist blijkt te zijn. Volgens exacte kadastrale gegevens blijkt de bouw in 1858 voltooid te zijn. Het in de uitgave -De Brabantse Molens- vermelde jaartal 1847 berust op een misverstand. Het op de molen vermelde jaartal 1867 zal worden gerectificeerd.
In 1940 liep de molen zware oorlogsschade op. Huzaren en motorrijders onder overste Mathon, een der best uitgeruste en geoefende onderdelen van het toenmalig leger, boden de invallende Duitse troepen op 10-11 mei 1940 hevige tegenstand waardoor Mill en de molens nog al oorlogsschade leden. De molen werd echter hersteld en voorzien van Van Bussel stroomlijnwieken. Oorspronkelijk bezat de molen op beide roeden zelfzwichting. Op één roede bleef dit systeem bij het aanbrengen van de stroomlijnwieken gehandhaafd. De molenstenen konden zowel door windkracht als door een motor worden aangedreven. Bovendien was de molen voorzien van een schroefmengmachine, een elevator en een silo. In 1955 werd opnieuw een restauratie uitgevoerd, kort nadien in 1957 ging de molen over in andere handen.
De kapzolder van de Korenbloem Molen te Mill.
De steenzolder van de Korenbloem molen te Mill
Molens hebben altijd de nare eigenschap dat zij vragen om onderhoud. Juist deze energiescheppers van nature eisen grote zorg. Vermoedelijk is dit de reden waarom zoveel molens, niet alleen in Mill maar in heel ons land, in de loop ter tijden zijn verdwenen. Vanaf 1954 heeft onze Korenbloem om aandacht gesmeekt. Dankzij de aandacht van de vereniging -De Hollandsche Molen-, van de rijksdienst voor monumentenzorg, waarvan met name de heren J.W. Korpershoek en T.J.M. Gunneweg genoemd moeten worden, de provincie Noord Brabant, de gemeente Mill en Sint Hubert en, last but not least, de eigenaren van de molen, zijn restauraties mogelijk gebleken in de jaren 1956,1960,1974 en in 1978/1979, waardoor de molen, weer helemaal functioneel , opnieuw in gebruik kan worden gesteld. De restauraties werden op deskundige wijze uitgevoerd door H. Beijk, molenmaker te Afferden (L), die inmiddels al vele molenrestauraties tot een succes heeft gemaakt.
Afsluitend volgen onderstaand enige technische gegevens van deze molen. Opmerkelijk is hierbij, en dat is tevens in de - Heimolen- van Sint Hubert het geval, dat slechts één koppel stenen op de maalzolder aanwezig is.
Het kruiwerk van de molen
Technische gegevens van de Korenbloem molen te Mill
• bouwjaar : 1857
• type en functie : ronde stenen bergkorenmolen
• adres en ligging: Molenstraat, aan de noordkant van de dorpsbebouwing.
• landschappelijke waarde: belangrijk, de omringende bebouwing is van de juiste verhouding
en werkt nauwelijks storend.
• eigenaar: de heer M. van Kempen, Molenstraat 54
• onderhoudstoestand: na restauratie in prima staat.
• bestemming : oorspronkelijk malen van graan, thans incidenteel opnieuw in gebruik.
• constructie: ronde stenen bovenkruier met molenberg één inrijpoort kap hout, met dakleer; staartwerk hout, behalve staartbalk en lange spruit met kruibok.
• wiekenkruis: ijzeren roeden; binnenroede Fabr. Gebr. Pot. Een nieuwe buitenroede is aangebracht, fabr. Dercks-constructie B.V. Beegden, nr. 288.
• vlucht 25 meter.
• as: gietijzer, lengte 4,90 meter Fabr. IJzergieterij -De Prins van Oranje- 's-Hage 1867 nr. 461
• kruiwerk: Engels
• vang : vaste Vlaamse- of blokvang (sleepstuk scharniert), met vangtrommel.
• inrichting: gewoon sleepluiwerk (incompleet) 1 koppel 17der kunststenen de silo , op de plaats van het vroeger aanwezige 2e koppel stenen, is bij de restauratie weggebroken.
• overbrengingen: aantal kammen aswiel 65 , steek 12,8 cm, aantal staven schijfloop 34 , steek 12,8 cm. Aantal kammen spoorwiel 97 , steek 9 cm, aantal staven steenschijf 36, steek 9 cm. Overbrengingsverhouding 1 : 5,15
• versieringen: stichtingssteen en inkervingen ontbreken.
De molen heeft vroeger zelfzwichting en de wiekvorm stroomlijnsysteem -van Bussel- met remkleppen gehad.
De doorboorde as en een leischijf boven op de kap vormen nog een herinnering aan het bedieningsmechanisme van de jalouziekleppen. Bij de restauratie in 1979 is deze leischijf daarom met name gehandhaafd.
Molenmaker H. Beijk te Afferden (L) heeft de restauratie inmiddels uitgevoerd.
Het metsel- en voegwerk werd uitgevoerd door de firma Gerrits uit Mill.
Hoofdstuk VI: De Heimolen te Sint Hubert.
Het perceel grond waarop deze molen is gebouwd, oorspronkelijk sectie C 255, was voor 1836 eigendom van Johannes Gerrits van Dijk, daarna achtereenvolgend van Johannis Ebben, Geertrui van Dijk en de weduwe Maria Peters-Hendriks. In 1878 verkoopt laatstgenoemde het perceel aan Jacobus Reijnen, molenaar in Wanroy en aan Cornelis Reijnen, Rooms Katholiek priester en pastoor te Altforst. In dat jaar wordt de molen op het perceel gebouwd.
De Heimolen te Sint Hubert
In 1855 gaat de eigendom over op Martinus Reijnen, molenaar, en Wilhelmus Antonius Reijnen, koopman, beiden wonende in Wanroy. In 1926 vind wederom eigendomswijziging plaats. De heimolen komt op naam van de gebroeders Hermanus G.J. en Jacobus L.J. Reijnen te Wanroy.
Door vererving in 1934 verkrijgt de weduwe A.M. Reijnen-Laarakkers de molen. De dan op de molen werkzame molenaarsknecht P.J. Vereijken koopt de molen in 1935. De tenaamstelling wordt in 1978 gewijzigd op naam van de kinderen Vereijken, welke de huidige eigenaren zijn.
Vermeldenswaard is de passage gewijd aan de molenaar, opgenomen in de uitgave -Twee eeuwen Sint Hubert- (april 1969).
Voor ongeveer 1850-1860 stond er in Sint Hubert geen molen, wel een op de Molenhei onder Mill, tegenover de weg die vroeger Molengat heette, dus vrij dichtbij Sint Hubert. Deze molens behoorden toe aan oude deftige families of heren, die dan bepaalden dat men daar moest laten malen (dwangmolens).
Ook was het malen belast, alleen voor veevoeder was het onbelast, maar dan deed men er zand onder (denatureren). Van oude lieden hoorde ik dat nu mensen die erg op de penning waren van dit gezande meel toch hun brood bakten, om zo belasting uit te sparen.
Men zal door het bakmeel te spoelen wel ongeveer het zand kwijt zijn geraakt, maar iets bleef er achter. Toen in Holland veel watermolens door stoomgemaal werden vervangen, kregen ook ondernemende niet-mulders kijk op dit vak, en men kocht een molen die dan hier werd herbouwd. In Sint Hubert was dit een familie die oorspronkelijk woonde op de -De Sluis- ( nu Mart. Nabuurs).
Drie gebroeders ze heetten -Sluisse Jongens-. Zij bouwden hier de molen in Sint Hubert en prompt zette een oude molenaarsfamilie uit een ander dorp er nog een in Sint Hubert (De Heise Molen) en beide hebben gefloreerd. Door techniek, bedrijfsvoering op de boerderijen, en coöperaties, worden de molens veelal niet meer gebruikt voor het eigenlijke malen.
De voederhandel is nu hoofdzaak geworden. Doch beide zaken bestaan nog, alleen is de molen in het dorp Sint Hubert ontluisterd, zonder wieken. De molen in het dorp Sint Hubert is van de oprichters, die allen ongehuwd bleven, op naaste familie overgegaan, terwijl de Heide Molen door de tegenwoordige eigenaar is overgenomen van de genoemde molenaar uit het naburige dorp, na eerst lang voor hen de molen te hebben beheerd. Alweer van oude mensen hoorden we dat in vroeger tijd (1860-1870) er voor kermismik nog gezift (=gezeefd) roggemeel werd gebruikt. Als dan in de maanden voor de kermis de wind verstek liet gaan, kreeg men geen meel en dan moest men als het ging waaien op zijn beurt wachten; een jongen wachtte onder de molen tot -het er door was- , vandaar het spreekwoord: -Wie voor is, voor maalt-.
Tot zover deze passage die een goede kijk geeft op de visie van de dorpsbewoners op de molen en het molenvak. Frappant hierin is het gebeuren met de -Sluisse Jongens-, welke er op duidt dat voor de bouw van ene molen, veelal materiaal van elders gesloopte molens gebruikt werd. We zagen dit ook bij De Korenbloem te Mill.
Van de heimolen is bekend dat er materiaal uit een molen te Mill, waarschijnlijk van de molen die stond in het Molengat in is verwerkt.
De steenzolder van de heimolen te Sint Hubert
De kapzolder van de heimolen te Sint Hubert.
In de oorlog werd de de Heimolen ernstig beschadigd. In 1966 kwam een restauratie gereed welke werd uitgevoerd door molenmaker H. Beijk uit Afferden (L) en die een bedrag vergde van ƒ 33.197,00 . Hierbij werden de as en de roeden vervangen door onderdelen welke afkomstig waren van een gesloopte bergkorenmolen te Hamont (B).
Dat de belangstelling voor de molens steeds toeneemt blijkt het best uit een uitspraak van molenaar Vereijken: -Vroeger keek geen mens ernaar, maar tegenwoordig kunde om de haverklap tekst en uitleg geven-.
Ook van De Heimolen zijn de technische gegevens belend. Deze luiden als volgt:
• bouwjaar:1878
• type en functie: ronde stenen bergkorenmolen.
• adres en ligging: Wanroyseweg, ongeveer 500 meter ten zuidwesten van het dorp, aan de weg Mill-Wanroy.
• landschappelijke aarde: zeer groot, fraai omgeven door bosschages ( die echter wel enige windbelemmering beginnen op te leveren), gelegen in een agrarisch gebied.
• eigenaar: P.J. Vereijken, Klompenmakersweg 20
• onderhoudstoestand: goed
• bestemming: malen van graan, thans ook mechanische maalderij en mengerij.
• constructie: ronde stenen bovenkruier met molenberg; één inrijpoort, kap hout, met dakleer; staartwerk hout, met kruibok.
• wiekenkruis: ijzeren roeden fabr. Pot; wiekvorm binnenroede stroomlijn systeem van Bussel, buitenroede oorspronkelijk ongewijzigd.
• vlucht: 25,75 meter.
• as: gietijzer, lengte 4,58 meter fabr. ijzergieterij -De Prins van Oranje- , 's-Hage 1874 (nr onder de vullingstukken) asgaten 38 x 42 cm., huislengte 80 cm.
• kruiwerk: Engels
• vang: gewone Vlaamse- of blokvang, met vangtrommel.
• inrichting: gewoon sleepluiwerk, 1 koppel 16der kunststenen, verder elektrisch aangedreven hamermolen en mengketel.
• overbrengingen: aantal kammen aswiel 71, steek 12,8 cm; aantal staven schijfloop 35 , steek 12,8 cm, aantal kammen spoorwiel 84 steek 9,2, aantal staven steenschijf 27 steek 9,2. overbrengingsverhouding 1 ; 6,5.
• versieringen: fraai uitgeschulpte baard en voorkeuvelensbetimmering. Op de baard is de naam van de molen geschilderd.
Hoofdstuk VII -De Korenaar- te Sint Hubert.
Uit de in het vorige hoofdstuk afgedrukte passage uit -Twee eeuwen Sint Hubert-, blijkt al dat er ook in het dorp Sint Hubert een florerende molen heeft gestaan. Op de kruising van de Pastoor Jacobsstraat en de Lange Schoolstraat is een deel van de molenromp nog herkenbaar. De omgeving waarin de molen stond wordt -'t Breeksel- genoemd.
Oorspronkelijk is de ondergrond achtereenvolgens eigendom geweest van Wed. Arnoldus Willems, Willem Wolterus Willems en Martinus van Tienen. In 1880 wordt het perceel C 598 gekocht door Cornelis Verbruggen, smid en door Cornelis Willems, landbouwer , en bebouwd met een molen.
Molen De Korenaar te Sint Hubert
Het eigendom is daarna door vererving steeds binnen de familie Verbruggen gebleven.
Het kadaster vermeldt achtereenvolgens als eigenaren:
• 1894 Hermanus Verbruggen, later Wed. J.C. Verbruggen van den Broek en Martinis Verbruggen, beiden smid te Sint Hubert.
• 1895 Cornelis Willems en de Wed. A. Verbruggen-Willems
• 1902 Cornelis Verbruggen en Wilhelmus Verbruggen
• 1918 Wilhelmus Verbruggen*
• 1921 Hermanus Verbruggen*
• 1927 Martinus Verbruggen*
• 1933 Cornelis Verbruggen*
* waarschijnlijk mede-eigenaren.
• 1977 Wed. A.C.M. Verbruggen van der
De aanwezigheid van de oude smederij naast de molen duidt aan dat de molenaar tevens smid de beide ambachten beoefende.
Ondernemersgeest is in de familie aanwezig geweest. Op 22 april 1899 verzocht de uit Sint Hubert afkomstige, 62 jaar oude bakker Hermanus Verbruggen aan de gemeenteraad aan de toenmalige gemeente Beugen en Rijkevoort om toestemming tot het bouwen van een graanmolen met een petroleummotor in Rijkevoort. Al in 1901 verzocht hij tevens een windmolen ( ronde stenen stelling molen) te mogen bouwen. In 1908 volgt de zoon W.J. Verbruggen zijn vader op.
Hoofdstuk VIII Molen -De Korenbloem - te Langenboom.
Van de heer A. Verstraten te Langenboom ontving ik ( Dhr. H. Rombouts) voor deze uitgave de navolgende bijdrage over de molens in Langeboom.
Molen De Korenbloem te Langenboom.
De allereerste molen van Langeboom was een standaardmolen, ook wel genoemd -de Coudenoordse molen-, welke gebouwd was aan de Eikenlaan waar thans de handelsonderneming Bosman is gevestigd. Deze molen was eigendom van de familie Lamers, die behalve te Langenboom ook nog een molen beheerde tussen Escharen en Grave ter hoogte van de generaal de Bons kazerne waarvan thans nog een romp te zien is.
Aan de Dorpsstraat werd door de Gebroeders van Huiseling de stenen molen gebouwd, die in gebruik werd genomen in het jaar 1911. Dit was een hele gebeurtenis voor Langenboom, want door deze bouw werd het door de weeks gebeuren , dat eerst plaats vond aan 't Hoekje verplaatst naar Langenboom, ook de smederij Schoonwater zag zich genoodzaakt een smederij te bouwen langs de molen zodat het beslaan van de paarden doorgang kon vinden.
Zo heeft de molen een grote behoefte voldaan tot de jaren vijftig en gaf een prachtig aanzicht aan Langenboom.
De stormramp van 1925 overleefd, was het in 1950 dat een novemberstorm er voor zorgde dat twee wieken het begaven, waarna de molen gehavend tot plus minus 1955 met twee wieken verder draaide, waarna werd overgegaan tot sloop van nog resterende wieken, met als gevolg dat nu nog alleen de romp is overgebleven.
Met instemming van de eigenaar is er een molencommissie gevormd, om te proberen de molen in zijn oorspronkelijke staat te behouden.
Men heeft steeds geprobeerd de molen op de monumentenlijst te krijgen, maar tot op heden zonder resultaat.
Moge deze -droom- voor Langenboom werkelijkheid worden.
hoofdstuk IX: Verdwenen molens in de gemeente Mill en Sint Hubert.
A. Bij de invoering van het kadaster (1810-1830) bevonden zich in de gemeente Mill en Sint Hubert een korenmolen en een rosmolen. Nagenoeg zeker moet dit een standaardmolen zijn geweest. Vermoedelijk eigenaar Willen van Sambeek.
Uit de ingekomen stukken van burgemeester en wethouders van 1839 blijkt dat het belastbare bedrag van de molen met het woonhuis te Mill ƒ 515,00 bedraagt. Hiervan wordt de korenmolen met 3%aangeslagen naar een waarde van ƒ 431,00 en de boekweitmolen met 6% naar een waarde van ƒ 84,00. Het patent bedraagt dan in hoofdsom ƒ 17,97. Men wijzigt deze bedragen in ƒ 355,00 naar 3% voor de korenmolen en ƒ 160,00 naar 6% voor de boekweitmolen. Het patent wordt dan ƒ 20,25.
Op 9 juli 1841 vraagt Jan Mathijs Clevers, koormolenaar te Mill om toestemming om ook mout te mogen malen.
De molen is dan in eigendom overgegaan aan Petrus Marianus Peters, rentenier te Sambeek, wat het vermoeden oproept dat Clevers de pachter is van een molen.
Op 26 februari 1845 deelt burgemeester W. Verstraaten aan de Controleur der Rijksbelastingen te Grave mede:
1e: dat de molen binnen deze gemeente bestaat uit een windkoornmolen;
2e: dat de kadastrale zuivere huurbegrooting van den molen bedraagd ƒ 500,00;
3e: dat de kadastrale zuivere huurbegrooting der woning bij den molen behorende bedraagd ƒ 15,00;
4e: dat denzelve ingevolge de deswegens genomen inlichtingen is verpacht voor een somma van ƒ 800,00 jaarlijks;
5e: dat het maalloon per mud bedraagd als:
a. van den tarwe en spelt ƒ 0,60
b. van den roggen ƒ 0,30
c. van de onbelaste granen als boekweit, haver, garst, enzovoort ƒ 0,30 en
d. dat de onkosten, waarmede de molenaar van één knecht enzovoort ingevolge opgaaf van den molenaar, gemiddeld bedraagd ƒ 250,00 jaarlijks, terwijl alhier geene onkosten voor paard, kar enzovoort onder vallen.
Dit betreft vermoedelijk de molen in het Molengat. In 1860 is Joseph Jan Peters, leerlooier te Boxmeer eigenaar. De molen, met huis en stal, wordt afgebroken in 1881. Hieruit kan worden geconcludeerd dat onderdelen ervan inderdaad in de Heimolen zijn verwerkt.
Voormalige molen te Mill .
Op het voormalig terrein van de fabriek van de firma van Hout heeft eveneens een molen gestaan ( zie bovenstaande foto). Deze werd in 1920 eigendom van -opnieuw- de molendynastie Reijnen. Vermoedelijk is de molen in 1906 gebouwd door Antonius Petrus Peters te Mill. Antonius Johannes Reijnen is eigenaar voor de helft. Jacobus Cornelis en Johannes Antonius Reijnen zijn elk gerechtigd voor 1/6 in de eigendom.
Deze molen is in of net na de oorlog ook verdwenen. Onderdelen van deze molen zijn verwerkt in de 1946 heropgebouwde ,in de oorlog vernielde , molen -De Brak- in Sluis.
Mogelijk zijn door mij(Dhr. H. Rombouts), door dat nog te weinig gegevens bekend zijn, gegevens tussen de twee bovengenoemde molen vermengd. Van verder sporen naar de molens in Mill is thans nog te weinig bekend. Vermoedelijk heeft in Langenboom ( in de richting van Zeeland) nog een (polder)molen gestaan. Ook de naam Molendijk in Mill duidt nog op de aanwezigheid van een molen.
Mill, april 1980
H.A.M. Rombouts.
Geraadpleegde literatuur
- De Brabantse Molens, S,H.A.M. Zoetmulder, Uitgeverij Helmond 1974.
- Standaardmolen De Ster Wanroy, gemeente Wanroy 1978.
- Langenboom Th. J. Verstraten, herdenking 50 jaar stormramp Langeboom , 1975.
- Twee eeuwen Sint Hubert, april 1969.
- Een onderzoek naar absolute rechten van de heren van Cuyk, H.B.M. Essink, Grave
2 december 1967.
- Merlet, uitgave van de archiefdienst -Land van Cuijk- te Grave.
- Het Land van Cuijk, kerkelijk en politiek verleden, verslagboek historisch congres Cuijk
1971.
Colofon
• Uitgave: Gemeente Mill en Sint Hubert.
• Fotografie: Foto Hermsen Mill, familie Verbruggen, familie van Huisseling, archief
gemeente Mill.
• Samenstelling: H.A.M. Rombouts.
• Bijdrage van: A. Verstraten.
• Lay-out en medewerking: G.J.F.M. de Kruijf, M.J.J. Rombouts- van Meel, J. Haverman- van Boxtel.
• Verzorging : W van Hulten.