Merlet; Het spook van Tongelaar
Het spook van Tongelaar
Geen kasteel dat echt kasteel wil zijn is compleet zonder spook. Kasteel Tongelaar onder Mill is zo een kasteel. Op de plaats waar het staat, prijkte al in de dertiende eeuw een versterkte burcht. Tegenwoordig betstaat het goed uit een omgracht terrein met daarop een vijftiende-eeuwse toren en een aangrenzende negentiende-eeuwse boerderij met woonhuis. Tongelaar is een afzonderlijke heerlijkheid geweest.
Kaart van 1837 ; onder het dorp Gassel ziet men het kasteel Tongelaar geschreven , met de landgoederen er om heen
De oudst bekende eigenaren zijn de heren van Cuijk, eerst de hoofdtak, toen een zijtak; daarna was het in het bezit van verschillende aanzienlijke families, zoals de Van der Doncks, de van Merwicks en de Van Bocholts. In de negentiende eeuw was het in handen van de familie De Thiennes de Lombise, tegenwoordig is het eigendom van het Brabants Landschap. (zie voor meer informatie op onze website onder de rubriek Historie; Kasteel Tongelaar)
De familie Van Merwick liet nauwelijks sporen achter, maar wel een spook. De paragnosten André Groote en Rob Spijkers namen bij een onderzoek naar paranormale verschijnselen een blonde dame in middeleeuwse kleding waar , en ook een zwarte ridder. De dame, zo veronderstelden zij, zou Helwig kunnen zijn, nicht van kasteelheer Herman II; de ridder zou Herwig hebben willen schaken, maar werd onderweg door Herman vermoord, waarna diens bezittingen werden verwoest door de broer van de ridder. Dit alles doet onweerstaanbaar denken aan de geschiedenis van Floris de Zwarte, broer van Graaf Dirk VI van Holland, die vergeefs bij Herman I van Cuijk, dus niet II, om de hand had gevraagd van diens Heylwig van Rode. In de ruzies die daar het gevolg van waren werd hij in 1133 door Herman en zijn broer Godfried vermoord, waarna heel het Land van Cuijk door Dirk zou zijn verwoest.
Tekening van het (spook)kasteel Tongelaar. jaartal en tekenaar onbekend.
We weten niet wanneer Groote en Spijkers hun waarnemingen deden, maar het lijkt aannemelijk dat er een verband is met het proefschrift van Jacob Coldeweij over de heren van Cuijk uit 1981; heel de geschiedenis van Floris en Helwig wordt er uitvoerig in uit de doeken gedaan. Als u dit wat voorbarig gedacht en gezegd vindt, bent u in het goede gezelschap van de paragnost Herman Rijnders. Hij zag in de waarnemingen aanleiding voor een nader onderzoek en deed er verslag van in het blad Paravisie, nr 8 uit 1989 Tom Hamers, oud-voorzitter van Stichting Graeft Voort, maakte er een fotokopie van). Meteen al bij zijn eerste bezoek aan het toen onbewoonde en in het donker gehulde kasteel hoorde hij zuchten en tikken en zag hij lichtflitsen.
Maar de echte ontdekking kwam toen de fotograaf die hij had meegenomen zijn foto's ontwikkelde, en op een daarvan achter het raam van de poorttoren een vrouwenverschijning te zien was. Dat was overigens niet voldoende om Rijnders te overtuigen, en hij kwam terug met een fotograaf met een infraroodcamera en met een bandopnameapparaat. De opname leverde wel wat onduidelijk stemmen en geluiden op, maar niets wat echt traceerbaar was; op een van de foto's was er een lichte plek te zien in de bovenste torenkamer, precies daar waar Rijnders en de fotograaf een "akelige sfeer" hadden gevoeld.
Een derde bezoek met een bandopnamespecialist en vier getuigen leverde alleen maar onduidelijkheden op, maar in het nabije gouddievenbosje melde zich op de band een vrouwenstem die zich Helwig noemde. Rijnders besloot nu tot een seance met een ouijabord (een graag gebruikt hulpmiddel in de paragnostiek) een glas en een kruis. Op het bord stonden vier termen( ja, nee, ophouden, misschien), de letters van het alfabet en de cijfers een tot en met tien. Eerst werd het glas op het bord geplaatst , maar toen de aanwezigen er hun middelvinger op plaatsten bewoog het erg stroef. Het kruis gaf geen beter resultaat, een tafeldans evenmin. Het gezelschap , dat tot dan in de stal van het kasteel had gezeten, brak nu op naar de toren en daar kwam hulp van het kruis van het bord een conversatie op gang met een geest die zich identificeerde als Herwig van Merwick, geboren in 1423, gestorven in 1483, getrouwd in 1445 met Willem V, twee kinderen. Ze was eenzaam, zei ze. Christelijk was ze niet, ze noemde zich S.T.D., wat de aanwezigen interpreteerden als Sataansdienst, was hogepriesteres geweest, had aan zwarte magie gedaan; ze had haar man vermoord maar had daar berouw van. Ze ontkende enig verband tussen Helwig van Roden (ze wist dus de achternaam; verraadt zich hier de invloed bij de aanwezigen van het boek van Coldeweij?) en vertelde ook nog dat er geen schat binnen of buiten het kasteel verborgen was.
Naderhand, bij controle van de feiten (ongetwijfeld via het boek van Essink en Van Wagenberg over Tongelaar uit 1968), bleek het verhaal niet onaardig te kloppen, met uitzondering natuurlijk van de duivelse en moorddadige bijzonderheden. Rijnders vertelt het allemaal met smaak, maar hij plaatst er ook kritische kanttekeningen bij (onderbewuste associaties, slechte camerafilms) en hij waarschuwt expliciet voor het onoordeelkundig gebruik van het ouijabord. Toch blijkt duidelijk dat hij Helwig volledig serieus heeft genomen.
Tekening van het (spook)kasteel: jaartal onbekend tekenaar onbekend.
Hoe dit afliep, of loopt, we weten het niet. Is deze Helwig van Merwick nog steeds op Tongelaar? Is ze er, na haar dood, echt nog geweest en gebleven? Had ze inderdaad haar man vermoord en kwam daar zwarte kunst aan te pas? En waarom had ze berouw?
Henk Rijnders heeft een boek volgeschreven over gebeurtenissen als deze, maar voor een spook van een dergelijk kaliber heb je toch echt een kasteel nodig( en weinig daglicht; de seance duurde van tien uur 's avonds tot twee uur 's nachts).
Bron: Schrijfster Leny van Lieshout
Merlet Historische Kring Land van Cuijk.