Gemeente Mill en St. Hubert: de geschiedenis in vogelvlucht
GEMEENTE MILL EN ST.HUBERT DE GESCHIEDENIS IN VOGELVLUCHT.
Tot ongeveer het jaar duizend kende het gebied van de gemeente Mill een vrij spaarzame bewoning. Slechts enkele toevallige vondsten uit de tijd van de prehistorie en de Romeinse tijd zijn ons bekend. Zij wijzen niet op vaste nederzettingen. Op de voorgrond tredend is de vondst van een vuistbijl uit het midden-paleolithicum, misschien wel van 40.000 jaar voor onze jaartelling. Deze bijl is nog zonder gat voor een steel en moest in de hand of vuist worden gehouden. Met grote zorg zijn de schilfers van de vuurbijl afgeslagen. Er zijn tot nu toe in Brabant weinig vuistbijlen gevonden. Die van Mill, aangetroffen bij de boerderij van Bert Selten aan de Graafseweg, kreeg derhalve een beschrijving toebedeeld in het gedenkboek voor Gerrit Baex.
De geschiedenis van Mill is bij het 650-jarig bestaan van de parochie in 1976 door de heer A. Claassens en diens medewerkers uitvoerig uit de doeken gedaan, zodat wij ons tot de hoofdzaken beperken.
In de 11e en 12e eeuw gingen de mensen er toe over zich te vestigen om en nabij de westelijke hoge rug van het land van Cuijk in de buurt van enkele beekjes. Ook de heren van Cuijk moeten in dit jonge gebied nogal wat bezittingen hebben gehad. Zij waren nauw betrokken bij de stichting van de abdij Marienweerd in de Betuwe en vereerden haar met vele goederen onder Mill, waarvan de Hof te Hove de voornaamste was. Verder kwamen in later tijd nog aan de abdij de hoven de Vloet en de Vorle, alsmede onder Escharen de Zandvoort, de Logt, de Schaapsdijk en de goederen onder Hal, Marienweerd is voor de ontdekking van Mill van grote betekenis geweest. Al in 1166 ontmoeten we in het cartularium van de abdij de naam Mill, en het is zeer waarschijnlijk dat het goed Pisla van omtrent 1160 identiek is met de Hof ten Hove.
De naam verklaring van Mill, in het verleden meest geschreven als Myl, zal wel voor altijd een raadsel blijven. Verband met het woord molen te leggen gaat te ver, hoewel Mill in 1310 al een windmolen had met een watermolen als voorganger. Meer aannemelijk lijkt het in Mill het woord mijl te zien.
Ook kan het best zijn dat Mill is afgeleid van de voornaam Millo.
De kapel van Mill had als patroon Sint Willibrord, de apostel van Brabant. Hij werd begraven te Echternach en de aldaar gevestigde abdij kreeg door zijn toedoen vele goederen in geheel Brabant. Er zijn aanwijzingen dat de abdij ook goederen onder Mill heeft bezeten. De Millse kapel was onderhorig aan de St. Petruskerk van Boxmeer. Dat de moederkerk van Mill oorspronkelijk in de huidige buurtschap De Meere zou hebben gestaan is niet aannemelijk. Uitvoerig lichten de oorkonden ons in over de afscheiding en zelfstandig wording van de Millse kerk, die haar beslag kreeg in 1326.
Onder de nieuwe parochie viel het gebied van Mill, Wanroij en het latere St. Hubert met als scheiding de Hulsbeek. Wanroij ging kerkelijk in 1551 op eigen benen staan en St. Hubert pas in 1796.
Moeilijker ligt het de kapel van O.L. Vrouwe ten Hove in het geheel te plaatsen . Mogelijk heeft zij in oorsprong gediend als bedehuis voor de bewoners van de Marieweerdse boven, misschien ook voor de mensen van de goederen van de heer van Cuijk, alhoewel opgravingen geen fundamenten van voor omtrent het jaar 1400 aan het licht hebben gebracht. Ook voor de latere tijd blijft de geschiedenis van de kapel erg vaag.
Mill ontwikkeld zich intussen in de loop van de 14e eeuw tot een zelfstandig dorp met een eigen schepenbank van een richter en zeven schepenen. Het zegel van de bank vertoonde de afbeelding van Willibrord, dat gelukkig tot op de huidige dag in het gemeentewapen behouden bleef. In later tijd hadden de dorpen Mill, St. Hubert en Wanroij voor kleinere zaken een eigen bestuur, doch voor het grote geheel en de overdracht van onroerende goederen diende de schepenbank.
Die van het Hollanderbroek hadden een eigen heemraadschap. Aanvankelijk sprak men van het Tongelaars broek. In de tachtigjarige oorlog ging deze bank op in die van Mill.
Na de Franse tijd ging Wanroij van het drietal zijn eigen weg en werd een aparte gemeente. Na 1942 ging Wanroij samen met Rijkevoort. St. Hubert daarentegen bleef altijd trouw aan Mill, hetgeen nog steeds tot uiting komt in de officiële naam van Mill en St. Hubert. St. Hubert ontstond in de 15e eeuw en werd aanvankelijk als een buurtschap van Wanroij beschouwd. Eerst sprak men ook wel van de St. Hubertuskapel in het Veen. Het dorpje ging zonder schokkende gebeurtenissen door de tijd met een eigen dorpshuishouding. Op de heide van St. Hubert ontstond op het eind van de vorige eeuw een zeer kleine nederzetting, waaruit tenslotte Wilbertoord te voorschijn kwam.
Langenboom behoorde tot 1942 aan de gemeente Escharen. Ter gelegenheid van de herdenkingstentoonstelling in 1975 van de stormramp van 1925 schreef de heer Verstraten zeer verdienstelijk over de Langenboomse geschiedenis. Tot aan de komst van de Dominicanen in 1852 bestond het eigenlijke Langenboom uit slechts een paar boerderijen, met daarnaast wat bewoning op de Lage Hei, de Maurik en in de buurt van Hal. Dankzij de paters ontwikkelde Langenboom zich tot een welvarend dorp, misschien sterk gestimuleerd achteraf door de alles vernietigende stormramp van 10 augustus 1925.
Zo kent de historie van de Gemeente Mill een rijke verscheidenheid. Het oude dorp Mill met zijn banden met de abdij Marienweerd en later met Postel, het meer rustige St. Hubert, de jonge nederzetting Wilbertoord en het Langenboomken, dat zich zo onstuimig wist te ontwikkelen, zij alles vormen de Gemeente Mill en zij vinden dat het zo goed is.
Compilatie van het centrum van Mill in vervlogen tijden.
Kerkstraat anno 1910
Zicht op Bernardstraat
Zicht op Juliana-Wilhelminastraat
Zicht op Hoogstraat Pand Princen en Bastiaans
Zicht op Oud Mill
Zicht op Stationstraat
Zicht op Kerkstraat
Zicht op Oranjeboomstraat
Zicht op Gemeentehuis anno 1910.