Het Patronaat in Mill
HET PATRONAAT TE MILL
Patronaat 1907 ....ULO school 1942.... gesloopt 1974.
Prent van de ULO school door Iet en Tiny van Dijk uit Herpen.
Overal verschijnen er tegenwoordig maar kunstwerken, overal worden kunst comité's opgericht. Ergens is er op een gegeven moment één gemeente mee begonnen. Of misschien steunde de provincie met subsidies inventieve kunstenaars en bevorderde zodoende op goedkope wijze enige permanente versiering in de dorpen. In Sint Hubert drie stuks op één dag. Maar mogelijk is de wind alweer gaan liggen en krijgt Armando in Rosmalen toch gelijk met zijn afremmend bronzen vliegwiel van nagenoeg twee ton.
Zo ook omstreeks 100 jaar geleden; de jeugd werd rumoerig, balsturig, zeiden de ouderen, er moeten jeugdhuizen komen, patronaten riepen de basisschoppen. En prompt verrezen overal van dat soort gebouwen. Mill had geld en liep dus voorop. Een mooi patronaat, gebouwd door een aannemerscombinatie onder leiding van de Millse architect Herman van Strijp, betaald en gedragen door de Millse parochie en gemeenschap. In 1907 was het zover . Het patronaat kreeg de naam Sint Willibrordus, dat stond er met grote letters op. Het was in eerste instantie bedoeld voor de schoolvrije jeugd en niet alleen voor biljarten en toneelspelen.
Dr. Peter Selten Jan Zn. proefschrift, getiteld Het Apostolaat der Jeugd, waarop hij in 1991 promoveerde. Na de lagere school moest de jeugd gelegenheid krijgen om bij alle werk, dat hen werd opgedragen, onderwijs te volgen, vooral godsdienstonderricht.
Ook moesten er lokaliteiten zijn voor de verenigingen, muziekgezelschappen, standsorganisatie enzovoort liefst allemaal in een gebouw. En natuurlijk onder de leiding van meneer pastoor en zijn kapelaans. Dat hield de mensen uit de kroeg en van de straat. Die bezorgdheden , die nu overdreven lijken, moet je plaatsen in die tijd. Onze ouders en grootouders waren daar heel gelukkig mee.
Over patronaat, school en de directie van de school anno 1942
Je vous salue lúniversite de Mill. Een universiteitsgebouw, daar leek het in die dagen wel op. Deze eerste regels waren dan ook de spontane ontboezeming van enkele vrolijke jonggezellen, die na een avondje biljarten terugkeerden naar hun respectievelijke hospita's. Zo rond middernacht hielden zij dan halt in de Stationsstraat, maakte front en begroetten nu deze wijze luidkeels het gebouw en de belendende directeurswoning. Het was het mooiste gebouw in de straat. Helaas geamoveerd, gelaten neergehaald, niemand protesteerde in 1974. In deze tijd zou het zijn ingedeeld bij de categorie Architectuur Jonge Bouwkunst periode 1850-1940. Bij de Monumenten-Selectie-Projecten (M.S.P.) had het gebouw een aantekening meegekregen van beeldbepalend of toch minstens beeld ondersteunend. Het zou als bedreigd object al eerder felle protesten hebben uitgelokt.
Anekdotes over het gebouw en zijn drie ULO-leraren zijn er legio. Geen enkele school heeft in Oost Brabant in de eerste 10 jaren van haar bestaan (1942-1952) zo tot de verbeelding gesproken als de Millse ULO.
Jongens en meisjes van, in die tijd 12/13 jaar kunnen er over meepraten. Op woensdag en zaterdagmiddagen waren er voorbereidende lessen. Daar ging je met 75 man naar toe. De leerlingen kwamen uit de hele omgeving, Zeeland, Grave, Escharen, Gassel, Beers, Cuijk, Haps, Wanroy en natuurlijk de eigen gemeente.
Voor de 1ste klas waren 35 van 75 uitverkoren, daarvan kwamen maar 25 jongens en meisjes in de 2de klad. De selectie was streng tot zeer streng, zodat in de 3de klas maar 15 leerlingen kandidaat waren voor het eindexamen . Maar die slaagden dan ook met vlag en wimpel, 8 of 9 was een gewoon cijfer op het eindrapport. En toch deden onze vaders en moeders het jaar daarop opnieuw moeite om hun zoon of dochter toegelaten te krijgen tot die Millse Universiteit. Ook deze toestanden moet je zien met de ogen van die tijd. Daarbij kwam nog dat deze ULO school de eerste school was voor een gemengd leerlingen publiek, op de Rooms-katholieke leest geschoeid, onder duidelijk, niet incidenteel, maat frequent toezicht van de Diocesaan Inspecteur. Voor gezamenlijke activiteiten, schoolreisjes, sport en degelijke was geen ruimte in het programma. In de regio hadden alleen Boxmeer en Uden een ULO. De leerkrachten , in Mill waren dat er 3, incluis de directeur, vergden veel van zichzelf en hun gezinnen. In deze optiek was de school nummer een.
Want ook die leraren promoveerden een keer tot directeur hier of elders bijvoorbeeld Bladel en 's-Heerenberg.
Buiten schooltijd gaven zij les aan de eerder genoemde voorbereidende klassen op woensdag en zaterdagmiddag, verder dinsdag- en donderdagavond middenstandcursus en de directeur zelf gaf daarbij nog lessen ULO B op maandag en vrijdag van half 5 tot half 7. Het maximum was dan 5 leerlingen.
Het was, je moet de tijd in acht nemen , een vanzelfsprekendheid dat na de bevrijding de handen uit de mouwen moesten worden gestoken. Alle kwajongens, in de oorlog lange tijd niet naar school geweest en in die tijd van de Engelsen een beetje losgeslagen, moesten weer in het gareel gaan lopen. Ook buitenschools had de directeur zo zijn zorgen. Hij presteerde het, om in de proefwerkweek des avonds met zijn brommertje de omliggende dorpen te bezoeken. Zo kon hij dezelfde avond in Haps zowel als op Voederheil in Zeeland worden gesignaleerd. Voetballende leerlingen en scouts in uniform konden anderdaags rekenen op een extra beurt Engels. Veel oud leerlingen gaven later toe: het was een streng systeem, maar we hebben wel leren studeren.
Over het erfgoed, de burgemeester en de Norbertijn in 1942
De prent van de ULO school aan het begin van deze publicatie sierde ,is gemaakt door het kunstenaarsduo Iet en Tiny van Dijk uit Herpen. Hij hangt ergens bij de familie Pennings.
De windvaan van het patronaat .
Zo zijn er nog diverse merkwaardige herinneringen van dit glorieus gebouw her en der verspreid aanwezig in de Millse gemeenschap. Het is een loffelijk streven om dit soort antiquiteiten te registreren als Cultureel Historisch Erfgoed. We noemen er een paar: de oude smeedijzeren poorten en hekwerken van de kerk, idem van het oude kerkhof, het torentje met windvaan van het oude raadhuis, het schilderij van Flosse met kerk zonder zijbeuken en nonnenprocessie, het Sint Willibrordusbeeld van de Mavo, de voordeuren van het oude klooster en de windvaan van het patronaat. Dit laatste staat hierboven afgebeeld.
We waren gebleven bij het jaartal 1942, toen de parochie Mill op grootse wijze het zilveren jubileum vierde van pastoor Rath. Uit dat zelfde jaar dateert de correspondentie van burgemeester Verstraaten met de Norbertijn pater Egb. Cornelissen. Wij kennen hem al van de publicaties in het Boxmeers Weekblad uit 1922. Een kopie van de van de originele brief ontdekten wij onlangs tussen de papieren restanten van het parochiefeest in 1976. Hij is inmiddels 25 jaar ouder geworden.
Wat de vraagstelling van de burgemeester is geweest komt niet helemaal uit de verf. Mogelijk ging het over de voorbereiding van een te herdenken feit, 300 jaar geleden. 1942 Was een oorlogsjaar. Men denkt dan constant: wanneer komt er toch eens vrede?. Misschien heeft zo de voormalige burgemeester Verstraaten aan het jaar 1648 gedacht, de vrede van Munster. Daarmee verband houdende de stichting en in gebruik name van een nieuwe kerk. Al is het maar een schuilkerk. Mill is op dat moment wel erg in de picture, want ook in het bisdom blad verschijnt in 1942 een artikel over onze parochie van de hand van H.H. Knippenberg, historicus en verbonden aan het Brabants Genootschap.
In het weerwoord van de pater aan de burgemeester ligt meteen het antwoord, waarom hij verder onderzoek in 1922 heeft gestaakt. Hij is namelijk direct daarna rector geworden aan de Latijnse school in Gemert. Daar doseerde hij bovendien klassieke talen en komt niet meer toe aan bijzonder partieel historisch onderzoek. Wel geeft hij even, in een nutshell, een verhandeling over het ontstaan van de parochie Mill, afgescheiden van de parochie Meer. Hij slaat opnieuw de plank mis. Want hij beweert in zijn schrijven aan de burgemeester glashard dat Mill in een afscheiding is ontstaan uit een parochiekerk, gelegen ergens in de Meeren en dat die Hulsbeeck, de Kerkse beek is, welke eertijds als scheidingslijn gold voor de twee parochies. Fout eerwaarde pater, helemaal fout! De Hulsbeek ligt wel degelijk in Wanroy. En de Kerksebeek wordt in de historie wel ergens genoemd, de Heulbeek, maar ook de Molenbeek en de Rodebeek, alhoewel deze laatste naam ook onder Wanroy voorkomt, maar dan als zijtak van de lage Raam of Tongelaarse beek.
De naam Heulbeek heeft de bewuste beek gekregen bij de Bruggen, alwaar via duikers (=heul) andere stroompjes uitmondden op dit water.
De boerderij De Heul ligt daar aan de Vissteeg, waar de Heulse Manus woonde en waar ook de Heulse Willem en Hannes zijn geboren. Andere onduidelijkheden in zijn schrijven zijn Nistren (=Escharen), dat hij vertaalt als Nistelrode. Zo zijn er nog meer passages aanvechtbaar.
De kern van het verhaal in het schrijven van de pater Norbertijn klopt wel en komt er op neer, dat er in de periode 1642 tot 1648, voor wat betreft de Millse parochie, niets te vieren valt.
Dit glas in lood raam bevond zich in de toren van het Patronaat.