Mill in het eerste milennium omstreeks AD 1000
Mill in het eerste millennium omstreeks Anno Domini 1000
Even gaan we terug in de tijd. Bovenstaande foto is genomen in Ripon bij York in Engeland. Daar werd Willibrord in Anno Domini 658 geboren. Uw heemkundigen, vorig jaar nog vurige Myllesheem belijders, zochten hier naar sporen van de parochieheilige van Mill.
Op de bovenste foto is een verrijzenis tafereel afgebeeld in de oude crypte van de kathedraal van Ripon. Een aantekening in de historie van deze kathedraal geeft aan , dat Wilfried, de abt van het klooster van Ripon, deze crypte liet bouwen in het jaar AD 672. Willibrord moet deze stilteplaats in de onderbouw van de oude kathedraal hebben gekend.
Deze ruimte werd meestal gebruikt voor gebed en meditatie. Hij heeft er afscheid genomen van zijn geestelijk leidsman, Abt Wilfried, voordat hij naar Ierland vertrok. Daar ging hij zich voorbereiden op zijn missie in de Nederlanden. Dit als intermezzo.
abdij van Ripon
Na de dood van Willibrord in 739 , hebben monniken en zaakwaarnemers van het klooster Echternach de landerijen, die in het testament worden genoemd, bezocht, zo mogelijk opgemeten en nauwkeurig geregistreerd. We schrijven dan AD 800. Misschien is ergens nog een tekening, schets of een charter voorhanden. Het was een immens groot gebied en zij hebben mogelijk, evenals de Romeinen, de nodige merkstenen, palen of misschien wel die mijlpalen geplaatst, die wij in ons vorig artikel suggereerden. Mogelijk hebben zij nieuwe pachters aangezocht en beheerders aangesteld. Het is dan ook niet verwonderlijk, dat die zelfde monniken of een van hen, op den duur, zich vestigde tussen de mensen van de boerenhoeven, een kapelletje bouwde en als priester de heilige diensten verzorgden. Minstens een altaar hebben zij toegewijd aan Sint Willibrord. Maar er moet meer zijn. Professor Bijsterveld schrijft al in 1989 in het Bisdom blad, over eenzelfde toestand in Waalre en maakt melding van een lijst van perceel namen, mogelijk toponymen, welke voorkomt in het archief van het klooster Echternach. Hij zegt letterlijk: -ik denk, dat het voor lokaal historisch onderzoek, waar men de vraag stelt naar de invloed van het klooster Echternach in de eigen woonplaats, ontzettend belangrijk materiaal bevat-.
De situatie, welke wij hierboven beschreven, heeft waarschijnlijk geduurd tot en met het eerste millennium. Want na 1000 komen de Heren van Cuijk in beeld. Hun roem begint ergens in de tijd van de kruistochten en van hun beschermers, de hertogen van Brabant. Het perceel grond gelegen op een hogere zandrug over de beek, dat later de Hof Pisla wordt genoemd, is waarschijnlijk omstreeks 1150 door diezelfde heren van Cuijk geschonken aan de Abdij Marienweerdt. In het gedenkboek van Myllesheem, samengesteld door Bep Claassens (1976) is overduidelijk aangegeven hoe andere giften, zoals De Voerlaer, De Meerstal en De Watermolen, daaraan zijn gekoppeld, overgeërfd en geschonken. Nog later in 1227 wordt ook het Echternach bezit aan deze abdij in administratie en beheer gegeven. Uit deze akte, waarbij monniken van de Benedictijner abdij van Rindern worden betrokken, mogen wij concluderen, dat de oorspronkelijke schenking afkomstig kan zijn uit het grondbezit van de edelman Ebroinus in 721.
Door verkoop, gedeeltelijke overdracht, splitsing en uitponding van kleine percelen, verdwijnen de hoeven Die Cokxbeecke, in onze tijd De Schettering en blijft alleen op dit moment de Swaluwsteert, gelegen aan Die Bruggen. Helaas verdwijnt daar de naam. In 1940 door oorlogsgeweld verwoest en op een andere plaats herbouwd, noemt men deze hoeve thans De Molenhof.
In het artikel - over de schout, zijn testament en de aanvaring met ons volk proberen wij de namen van de oorspronkelijke eigenaren van deze hoeven te achterhalen.