De Millse samenleving omstreeks de 14e eeuw
Van 1300 tot 1400 is er veel gebeurd. Barbara Tuchman beschrijft in haar boek-a distant mirror- de 14de eeuw als waanzinnig ( uitgifte 1980) . Op de slagvelden van Europa werd het blauwe bloed van menig ridder geofferd. De adel bevocht elkander en stierf bijkans massaal uit. In ons vorig artikel ( Mill en de Joncfrouen en Heeren van Kuijc tot 1400), hebben wij gezien, dat de gewone man in onze contreien pas in 1383 officieel de volle vrijheid krijgt. Dan pas kan hij gaan en staan waar hij wil. Dat is natuurlijk betrekkelijk. Eerder hebben de slimste onder hen zeker al bepaalde privileges bij hun broodheer bedongen, kunnen al een beetje lezen en schrijven. Zo mogen zij voor goede diensten al kleine stukjes grond zelfstandig bewerken.
Je ziet dan ook in de buurt van de drie grote boerderijen in het erfgoed van Mylle, langs de wegen kleine keuterijtjes ontstaan op -unne riffel grond-. Kijk maar langs de Karstraat, Hoogveldseweg en Krommendijk. Vorige zomer troffen wij in Engeland bij Sudbury kleine landerijtjes aan, gelegen aan de Grofte-Lane, een kronkelig landweggetje langs een beekje met aan het eind een watermolen. En als je het woord -crofte- opzoekt betekend dat inderdaad kleine hoeve, keuterboerderij. Een van de vroegste toponiemen aan de Krommendijk in Mill, gelegen tegen de Gheer, behorend tot de hoeve Swaluwsteert, heet anno 1550 het Crofteland. Ook hier loopt, volgens archivaris Douma in Merlet ( uitgifte 1987) de Moelendicke langs de Molenbeeck (anno 1552). Dat houdt in , dat ook de watermolen van de Heer Jan van Kuyck ergens halfweg de Molendijk gesitueerd moet worden.
Als er vroeger ooit eens in de winter hoogwater was, liep altijd het eerste de weg aan de Molendijk onder. Ook de naam Crofte is van de eerste familienamen, die we in de vorm van Crof, Croeff, Croeph, in de latere doopboeken van Mill tegenkomen.
Tenslotte zal toch wel de gewone man er op aangedrongen hebben dat Mill in 1326 een zelfstandige parochie wordt. Dat ze met het vormsel, biechten en trouwen niet steeds maar moesten afwachten, tot de Hulsbeek aan de Lamperen droogviel, doorwaadbaar was of nog erger overvaren moest worden. Want die officiële zaken vonden voor 1326 plaats in de parochiekerk, dus in de kerk van Boxmeer. Ook voor de pastoor van Boxmeer golden die zelfde hindernissen. Daarom wordt ook de grote afstand (ab invicem distarent), als een bezwaar genoemd in de oorkonde de dato 4 mei 1342 van Frater Petrus, Prior van de Kruisbroeders van de Heilige Augustinus van Asperen. Het origineel van deze oorkonde van latere datum bevindt zich in het Gasthuis archief van Grave en bevestigt, dat de afscheiding rechtmatig is geschied. Sint Anthonis, Op 't Leeke, Wanroy en Sint Hubert zijn dan nog kapellekes. Mill liep toen duidelijk voorop, Mill was zeker niet de minste onder de dorpkes van het Nederambt van het Land van Cuijk, ( het lijkt Bethlehem wel (..)! Vooruitlopend op een latere eeuw, durven wij zeggen, dat vanuit Mill, in de periode van 1800 tot 1900, een tijdspanne, waarover al menig boek is volgeschreven in den lande, 5 kerken en 2 kloosters, zijn ontstaan. Onder andere dichtbij: Escharen en Rijkevoort, veraf: Nieuwveen en Vessem. We komen daar graag te zijner tijd op terug.
Hoe zijn de vroegste sporen ooit in kaart gebracht. De tekening aan het begin van dit verhaal komt uit het bestand van de Raad Van Brabant van het Rijksarchief te 's-Hertogenbosch anno 1600. Rien van de Brand uit Venray, regio historicus, heeft deze kaart daar ontdekt. Rien dient met ere genoemd te te worden, pleegt graag historisch onderzoek en behoort met velen tot de vriendenkring van het Cuyklands Erfgoed, waartoe ook het Milsche Heem behoort. Rechts onder de windrichting Septemtrie (noord) ziet u Mill staan onder een kerkaanduiding.
Volgende keer meer in het verhaal , -Van Mylle tot Mill, rond d'n Moelendicke Ad 1600- uiteraard van de vrienden van Myllesheem onder aanvoering van de Heer Henk van de Weem.