Over Grande Routes en Snaphanen in de Roomsche Capelle
In het verhaal Over de wonderen van de bedevaarten in de 16e en 17e eeuw berichtten de Vriendenkring van Myllesheem over de -ommeganck- rond de Maria ten Hove en het naastliggend boerderijtje. Ook het feit, dat ter plaatse zoveel wegen bij elkaar komen, wijst op zich al op een belangrijke plek in Mill. Van alle windrichtingen kwamen hier mensen bijeen. Een oude route is de Heufseweg, die rechtstreeks via de Nelissenweg naar het rooipannenhuus, de pierdiek en de Hut loopt. Waarschijnlijk wandel je dan over de oudste weg naar de Peel. Je loopt hier over een zandkoprichel, waar zich vroeger aan weerzijden een gevaarlijk moeras bevond.
Een misstap en je gleed weg in het moer, waaruit je onmogelijk gered kon worden; je was dan echt de pier. Voornoemde wegen vormen een van de De Grande Routes, die op de eerste kadastrale kaart van Mill (1832 sectie F.) staat aangegeven. Op Zeelands en Udens gebied geven deze wegen aansluiting op het Achter oventje en de Patersweg. Kruisheer pater Van den Elsen vertelde ons, dat in vroeger dagen, de paters van Uden deze wegen liepen naar hun confrères in Sint Agatha en de kapel in Mill als pleisterplaats hadden.
Grada Versteegde-Huvenaars uit Volkel kan zich nog herinneren, dat haar grootouders de uitspanning De Hut, Napoleons-Herberg noemde. Giena Willems, die enkele jaren geleden op hoge leeftijd overleed, is daar waarschijnlijk geboren. Ze heeft er in elk geval gewoond. Haar vader Tinus Willems was daar herbergier, winkelier en landbouwer. Zij kende vele verhalen, die ze had meegemaakt en had horen vertellen door haar vader, voor ze naar de Sint Hubertse Binnenweg verhuisde. De Bosweg ligt 200 meter verderop en is veel later aangelegd en door zijn breedte een riante verbindingsweg geworden.
Duidelijk is dat de bedevaarten na invoering van de gereformeerde godsdienst afnamen en in de heerlijkheden Boxmeer en het Land van Rutger van Herpen en Ravenstein opbloeiden. Plakkaten , waarin gewezen werd op strafrechtelijke vervolging en geldboeten werden overal aangeplakt en verspreid. Samenscholing van Roomschen en bijeenkomsten voor godsdienstoefeningen buiten de gereformeerde, van welke religie ook, waren streng verboden. Enige opleving ontstond toen in 1672 Lodewijk XIV, de Franse Zonnekoning, Nederland binnenviel en de Republiek van de Zeven Provinciën wel even mores zou leren. Daarover praten we bij een volgende gelegenheid .
Keren we terug naar de toestand in en om die Roomsche Capelle. De ambtman moest wel optreden. Alles duidde op georganiseerd verzet, zeker toen hem ter ore kwam , dat ook de Paep (pastoor) aan processies deelnam en de inbreuk in de kapel met groote hoopen was geschied. Daarbij kwam nog dat de (roomse) dorpsraad, substituut scholtis, richterbode en schepenen geen maatregelen hadden genomen en dus niet voor de protestante overheid in de bres waren gesprongen.
De boete van 1000 gulden was een gigantisch bedrag. Maar het ergste kwam nog: de -vernedering-.De schout in Grave eiste, dat alle richterboden (borgemeesteren) van het Land van Cuijk zich gewapend met een snaphaan zouden opstellen tegen de muren binnen de kapel wanneer 's zondags de dienst door de dominee ( voor zijn discipelen) werd gedaan.
Zulks om te verhinderen datter ordentelijkheijd of feijtelijkheijd van het Pausdom medegepleegt soude worden de gereformeerden, vanaf dat moment in volkomen possess (bezit) van de Capelle geste sijnde, so is eenige tijd daar gepredikt worden, totdat bij Choor van de grote kerk bequamelijk toegemaakt (dichtgeplankt) was geworden. So hebben ook de schepenen de sleutel aan den predikant behandigd om deselve bij gelehenheijt kunnen openen en sluiten.
Hier viel definitief het doek van de Maria bedevaarten in Mill. Onze voorouders hebben diep in het stof moeten buigen. Maar dit alles moet gezien met de ogen van die tijd (omstreeks 1700).
En toen werd het ook voorjaar en Pasen en ze kenden ook bruiloften, kermis en Vastenavond.
Het vervolg leest men in het verslag : Over de gezworenen, de borgen en de nasleep anno 1715