Woningnood ook in Mill door Geurt Franzen.
WONINGNOOD IS NA DE OORLOG VOLKSVIJAND NUMMER 1 OOK IN MILL.
noodwoning na de oorlog 1940-1945 te Groesbeek
Als de Tweede Wereldoorlog is afgelopen, krijgt Nederland een nieuwe vijand: woningnood. Het wordt volksvijand nummer 1 genoemd.
Veel woningen zijn in de oorlog vernield, er is een geboortegolf en er is een tekort aan materiaal en bouwvakkers. Tussen 1945 en 1948 ligt de woningbouw zo goed als stil. Dat jonge, pasgetrouwde stellen gaan inwonen bij familie, wordt eerder regel dan uitzondering. Ook voor alleenstaande is het bemachtigen van een huisje moeilijk. En lukt dat wel, dan worden ze door "Den Haag" niet alleen verplicht om "vrijgezellenbelasting" te betalen, ze kunnen ook gedwongen worden om vreemden in huis te nemen.
Ook in Mill en Sint Hubert is de nood in die jaren onverminderd hoog. Het gemeentebestuur probeert toestemming te krijgen voor de bouw van noodwoningen, maar de bureaucratie is weerbarstig. Als de gemeente wel toestemming krijgt voor vier noodwoningen blijken die al vergeven te zijn aan en gebouwd door de firma Van Hout , op eigen terrein. De gemeente gunt de arbeidersgezinnen die daarin een plekje krijgen, dat dak boven hun hoofd echt wel, maar betreurt dat het niet allemaal inwoners van de eigen gemeente zijn.
De gemeente krijgt ook verzoeken om hulp van buitenaf. Het Districtsbureau Verzorging Oorlogsslachtoffers (DBVO) vraagt of Bosschenaar Gerard Kuijs( 36), wiens gezin uit zeven personen bestaat, die zelf uit een Duits concentratiekamp is gekomen een noodwoning in Mill kan krijgen. De man woont tijdelijk in Mill met zijn gezin op de zolder van zijn schoonmoeder, de weduwe Van der Heijden. Maar dat is geen doen. De zolder is woon- en slaapkamer tegelijk, en gekookt kan er niet worden. Deze woongelegenheid is uit hygiënisch oogpunt ontoelaatbaar en spot met iedere beschrijving, aldus het DVBO.
Maar het gemeentebestuur kan niet iedereen aan onderdak helpen. En dus zoeken Millenaren zelf naar oplossingen. Ze timmeren huisjes in elkaar of verbouwen kippenhokken tot woningen. Dat mag allemaal niet, maar het gemeentebestuur ziet het door de vingers. Er zijn immers geen alternatieven.
Die zijn er ook nog niet als in 1952 directeur J. Arts van de Dienst Gemeenteraden Land van Cuijk in een brief de bouw van een illegale noodwoning meldt. Ene Van den Heuvel heeft in het duister van de nacht een huisje getimmerd aan de Schippersweg. De directeur vindt dat er moet worden opgetreden, ook tegen alle andere illegale bouwsels. Volgens hem zijn er inmiddels woningbouwpremies en kun je goedkope bungalows bouwen.
B&W doen er weinig tegen, tegen de illegale bouwsels. Als Arts zes jaar later een inventarisatie inlevert, gaat het om niet minder dan 75 illegale noodwoningen, sommige zijn zelfs onbewoonbaar verklaard. Het blijft een hardnekkig verschijnsel. In 1965 wonen er nog 53 Millse gezinnen in zelf gefabriceerde huisjes en verbouwde kippenhokken. De volksvijand is nog niet voorgoed bestreden.
Woningen aan de Domeinenstraat, naast de Timmerfabriek van Vermeulen van weleer.
Foto Wiest van Leeuwen/Provincie Noord-Brabant, collectie BHIC pnb001042546.
schets van de oude timmerfabriek Jansen en timmerfabriek Vermeulen
Een huurcontract uit 1953 van Woningbouwvereniging "St. Willibrord" Mill en St. Hubert