Myllesheem vertelt "Zedenverwildering in Mill"
ZEDEVERWILDERING IN MILL
Mill in de landelijke belangstelling in 1936.
Dit verhaal gaat over zedenverwildering in Mill in de vorige eeuw. Dat moet wat geweest zijn, die zedenverwildering, en dan ook nog die feiten over Mill uitgebreid vermeld in de landelijke pers. Maar her is alweer bijna 90 jaar geleden dat dit zich afspeelde. Maar de term zedenverwildering was wel een beladen woord in die tijd. Waar had dit betrekking op? Denk niet verkeerd over Mill in die tijd, want het sloeg op: Dansen.
In november 1936 werd er ook in Mill al gedanst maar dat werd zeer argwanend bekeken door de ouderen, de kerk en met name de plaatselijke overheid.
En die opwinding kwam omdat er er in Mill een min of meer besloten dansgelegenheid scheen te zijn met de schone naam Victoria-club en daar ging het volgens ouderen er niet altijd erg netjes aan toe. Om dat "kwaad" de kop in te drukken werden er door de vroede vaderen maatregelen getroffen. Helaas voor hen zonder direct resultaat. Dit zou allemaal niet zo bijzonder geweest zijn, ware het niet, dat een landelijk dagblad zich met de zaak ging bemoeien en toen was het hek van de dam.
De onenigheid tussen Het Algemeen Handelsblad en het gemeentebestuur.
Deze krant had lucht gekregen van deze zaak en zag er wel brood in om hierover iets te schrijven. Op vrijdag 13 november 1936 verscheen er in dit blad van een speciale correspondent onder de kop: "Mill heeft wereldstad-allures" een artikel over Mill in het algemeen en de danskwestie in het bijzonder. Het was een badinerend artikel maar in hun opwinding zag men dat in Mill helaas over het hoofd.
Wat stond er nou eigenlijk in dit artikel.
De correspondent begint met te stellen dat de techniek niet aan het platteland voorbij gaat en ook de autobus komt die met een snelle vaart van het dorp naar de stad ijlt. En in de stad wachten de verlokkingen van bioscoop, cabaret of café met muziek. De oudere mensen doen daar weliswaar niet aan mee maar in de jongeren is een nieuwe geest gevaren.
Was het bovenstaande nog niet schokkend genoeg het gaf wel een idee van de geest van het artikel. De schrijver gaat daarna in op de danskwestie en het dorp Mill.
De manier waarop het verhaal beschreven was schoot bij het gemeentebestuur van Mill in het verkeerde keelgat. Mill ligt volgens deze correspondent in Noord Brabant ten oosten van het oude vestingstadje Grave en men kan de belangrijkheid van deze plaats afmeten aan het feit, dat er nog mensen wonen die nimmer in een spoortrein gezeten hebben. Zo ook vindt men er in de Dorpsstraat (huidige Schoolstraat) een wegwijzer, dat Boxmeer 2 uur gaans en Grave anderhalf uur gaans is. De schrijver van het artikel constateert dat de vooruitgang in Mill nog niet zo snel is gegaan aangezien men nog niet begrijpt, dat een automobilist of wielrijder sneller is dan een voetganger. Maar goed, er was vooruitgang, want in Mill was al wel elektrisch licht en sommige dachten al schuchter over waterleiding. Toch op één punt was de vooruitgang duidelijk merkbaar en dit tot ongenoegen van de ouderen maar tot vreugde van de jongelui in het gehele land van Cuijk. Want 's avonds zag men langs de landwegen de dwalende lichtjes van tientallen wielrijders, die zich naar Mill spoeden.
En in het dorpje verneemt men een roezemoezig gerucht, waarboven uit de schelle maar niet bepaald muzikale geluiden van een pierement nadrukkelijk opstijgen.
De Victoria-club.
Op dat geluid kwamen nu de jongelui af want dit pierement stond in een dansgelegenheid met de schone naam Victoria-club. Daar werd men na het betalen van een kwartje toegelaten om te gaan dansen op de tonen van het pierement. Van zwierig dansen was volgens de correspondent echter geen sprake, want daar was de ruimte niet op berekend. Het was een soort deinen, in dichte wolken tabaksrook en de lucht van bier, onder het meebrullen van de populaire dansliedjes. Volgens de schrijver was het meer een massale lichaamsoefening, men deed er goed aan om stevige klompen aan te trekken in plaats van bottines ( handgemaakte damesschoenen) om gekneusde voeten te vermijden. En dat, vervolgt hij, konden de wijze mannen die het vroedschap van Mill vormen, niet tolereren.
De gemeenteraad van Mill heeft zich uren gebogen over de gemeentelijke verordeningen en wettelijke bepalingen om aan het verderf een eind te maken.
De veldwachter werd ontboden en er werd een plan de campagne ontworpen. De veldwachter begaf zich op oorlogspad en verkende, zich steeds goed verborgen houdende, de dansgelegenheid, haalde versterking en deed een inval in de Victoria-club. Daar troffen zij enige honderden jongelui aan, er werden vragen gesteld en ja, er werden onnozele jongeren gehoord die met sidderende stem hadden verklaard, dat zij van een besloten club nimmer gehoord hadden en slechts een kwartje hadden betaald om binnen te komen. Hier was dus het bewijs geleverd dat het geen besloten club was en de veldwachter gelaste sluiting. En om helemaal zeker te zijn verzegelde hij het orgel.
Tot verbazing van velen werd de club enige dagen later in een gelegenheid in Mill weer geopend. De bezoekers, meer dan voorheen, stroomden weer toe en ontvingen kaartjes, waarop duidelijk stond aangegeven , dat zij lid waren van een besloten club á raison van een kwartje contributie en met de bepaling, dat iedere verzuimde dansles tot een boete van één cent leidde. De veldwachter stond perplex, maar zijn woede kende geen grenzen, toen hij het welbekende geluid van het verzegelde orgel boven alles uit hoorde. Hij kon slechts constateren , dat het zegel onbeschadigd was, het orgel was gewoon verplaatst.
De correspondent van het Algemeen Handelsblad besluit zijn artikel met te vermelden , dat de ondernemer van de Victoria-club gaat ondervinden, dat er nog rechters zijn in Den Bosch.
De Kantonrechter en de rechtbankpresident hebben hem gekapitteld en een boete opgelegd en er wachten nog meer processen. Maar beslist is de strijd in Mill nog lang niet, daar zorgt de opstandige jeugd wel voor.
De reactie van het gemeentebestuur Mill
Het gemeente bestuur was in zijn wiek geschoten. Allereerst was er een raadslid, die voor zaken in Amsterdam moest zijn en van de gelegenheid gebruik maakte om bij de directie van het Handelsblad zijn beklag te doen. Hij schreef een brief aan de burgemeester van Mill, waarin hij vermelde dat de hij de directie er op had gewezen dat de bewuste wegwijzer ( waar de afstanden in 2 uur et cetera staan) niet van de gemeente was maar van de ANWB en de gemeente geen blaam trof.
Het antwoord van het Algemeen Handelsblad liet niet lang op zich wachten; bij brief van 26 november 1936 kreeg het betreffende raadslid antwoord. Fijntjes liet de hoofdredactie weten dat, omdat de rechtelijke macht in Den Bosch zich hiermee had ingelaten een algemeen dagblad hierover zijn lezers daar over behoorde in te lichten.
In tussen had de gemeenteraad zich in een vergadering van 21 november 1936 ook over het krantenartikel gebogen. Dit resulteerde in een brief de dato 30 november 1936 aan de hoofd redactie van het Algemeen Handelsblad. Het was niet mis wat er in die brief stond. Met klem protesteerde men tegen de wijze waarop de gemeente belachelijk werd gemaakt. Zij wezen op een onjuistheid, want het was ook in Schijndel dat zich een danshuis kwestie voordeed, en ook een in Mill.
Volgens het gemeentebestuur was er in Mill geen charge door politiemannen gemaakt op argeloze dansclubleden, zoals uw zeer speciale artikel-fabrikant meent te moeten wereldkundig maken. E, zo vervolgt het gemeentebestuur: in Mill is men niet zo achterlijk, alhoewel men een poging tot buitenwettelijk optreden ook daar tegen gaat. In Mill is men geen vijand van nette dansgelegenheden, doch in Mill waakt de men tegen zedenverwildering: wel bevordert men dáár de lichaamscultuur, doch men past voor neo-paganistische (nieuw heidendom verwording.
Zo gaat men nog een tijdje door, nogmaals een veeg uit de pan uitdelend aan de speciale
correspondent (Hij voelde de volksmentaliteit niet goed aan, hij begreep niet wat er leeft onder de Brabantse mensen en dat hij zich mogelijk in de toekomst kon opwerken tot een hoogte , die nodig is om een eerlijk, rechtschapen en verantwoord krantenartikel schrijver te worden).
Burgemeester en Wethouders concluderen verder dan nog, dat in het diepste wezen de oorzaak van het optreden van figuren, die door middel van het openen van ongeoorloofde dansgelegenheden de traditie van een goedgelovig , levensblij Brabants volk willen neertrappen, een verschijnsel van degeneratie is. Dit alles sluit niet uit, dat ook Brabanders zich op hun wijze willen aanpassen aan de nieuwe tijd, zoveel mogelijk echter met behoud van folklore, met behoud van het goede en met het behoud van een zedelijk verantwoorde levenshouding.
Dat stond er dus maar eens fijntjes, de gemeente Mill had van zich afgebeten en zij had duidelijk gesteld hoe het in elkaar zat en bovendien aangegeven hoe het Brabantse leven nu precies was. Dat het hun visie was op hoe het eigenlijk zou moeten zijn of blijven is hen, gezien de tijd, niet kwalijk te nemen. Wel is jammer dat zij de geest van het artikel niet hebben aangevoeld en dat hun opwinding hen parten gespeeld heeft. Want in plaats van een reactie in het Algemeen Handelsblad, zoals zij gevraagd hadden, ontvingen zij een brief van het Algemeen Handelsblad, gedateerd 7 december 1936.
De hoofddirectie zegt onder meer, dat bij een beoordeling van het gewraakte artikel een zeker gevoel voor humor niet kan worden gemist. Het was de redactie opgevallen, dat niet alleen in Mill maar in meerdere gemeenteraden van oostelijk Noord-Brabant ernstig geageerd was tegen de danswoede. Desondanks was gebleken, dat het publiek bleef toestromen, volgens de redactie een typisch menselijk verschijnsel; de aantrekkingskracht van de verboden vrucht. Dit alles had de stof geleverd voor de beschouwing van de correspondent, welke geen zins de pretentie van strenge zakelijk bezat. Over een rectificatie van het artikel wordt met geen woord gerept. De opwinding van het gemeentebestuur zal misschien mede door de laatste brief , wel verdwenen zijn. Mogelijk zullen zij, wat tegensputterend, tot de conclusie gekomen zijn, dat een krant helaas niet schrijft wat de overheid wil; iets wat tot de dag van vandaag gelukkig nog steeds het geval is.
Maar ja, die zedenverwildering is doorgegaan. Is het nu zo erg met ons gesteld tegenwoordig.
Het mortier-orgel genaamd "de Reus van Antwerpen" stond in dancing Royal te Mill.
Bron :
Mill in de landelijke belangstelling in 1936 door
P. Schoonhoven in Merlet van 1979 nr. 3
Heemkundekring Myllesheem
Columnist: Marja Verheijen
De werkgroep Communicatie en PR