Archeologie

Nota Archeologiebeleid Mill en Sint Hubert anno 2012.

SAMENVATTING
De gemeente Mill en Sint Hubert heeft ervoor gekozen een eigen gemeentelijk archeologiebeleid te formuleren. In deze nota worden de beleidsuitgangspunten en hun achtergronden beschreven. In hoofdlijnen komt het erop neer dat bij ruimtelijke initiatieven die leiden tot bodemverstoring archeologisch ( inventariserend) onderzoek noodzakelijk is in gebieden met een middelhoge of hoge archeologische verwachtingswaarde en in gebieden met bekende archeologisch resten ( de zogenaamde archeologische terreinen). Een onderzoek verplichting geldt als de oppervlakte van de bodem verstorende ingreep groter is dan 0,4 m beneden maaiveld. Regulier agrarisch grondgebruik wordt daarmee vrijgesteld van de onderhoudsverplichting.
Met dit beleid aangevuld met een aantal implementatiedocumenten , is de gemeente in staat om op verantwoorde wijze een archeologiebeleid te implementeren dat een juiste balans weet te vinden tussen een goede omgang met het archeologisch erfgoed en andere maatschappelijke belangen die bij planontwikkeling moeten worden gewogen.

Samenvattend kan het archeologiebeleid van de gemeente Mill en Sint Hubert als volgt weergegeven worden:
Beleidsregel 1.
De gemeente Mill en Sint Hubert behoudt zoveel mogelijk de archeologische resten in de grond (behoud in situ) en laat waar redelijkerwijs mogelijk de maatregelen ter bescherming en behoud van de archeologische resten opnemen in het programma van eisen van het ontwerp.

Beleidsregel 2.
De gemeente Mill en Sint Hubert hanteert de oppervlakte van de effectieve bodem-
verstorende ingrepen als uitgangspunt voor het bepalen van de archeologische onderzoek- verplichting binnen een plangebied. Dit houdt in dat indien de bodem-verstorende ingreep de ondergrens overschrijdt, archeologisch (voor)onderzoek binnen het plangebied noodzakelijk is.

Beleidsregel 3.
De gemeente Mill en Sint Hubert hanteert een vrijstellingsgrens voor onderzoek tot een verstoringsdiepte van maximaal 0,4 m beneden maaiveld. Ingrepen dieper dan 0,4 m beneden maaiveld zijn onderzoeks-plichtig.
Daarnaast zijn ingrepen die een geleidelijk negatief effect kunnen hebben op de archeologie in de bodem (zoals boom- of graszodenteelt of het afplaggen van terreinen) maar -mogelijk- minder diep reiken dan 0,4 m beneden maaiveld altijd onderzoeks-plichtig . Dit onderzoek vindt echter altijd plaats na afweging in het kader van ,een vergunningaanvraag.

Beleidsregel 4.
De gemeente Mill en Sint Hubert hanteert voor de verschillende gebieden van de beleidskaart, verschillende oppervlakte-ondergrenzen:

100 m² : gebieden van zeer hoge archeologische waarde
250 m² : gebieden van hoge archeologische waarde
250 m² : gebieden met een hoge verwachtingswaarde
2500 m²: gebieden met een middelhoge verwachtingswaarde
geen : gebieden met een lage of zonder verwachtingswaarde of vrijgegeven gebieden
n.v.t. :monumenten(hiervoor geldt de Monumentenwet 1988 of de gemeentelijke
erfgoedverordening)

Beleidsregel 5.
De gemeente Mill en Sint Hubert ligt binnen een provinciaal cultuurhistorisch landschap. Er wordt naar gestreefd om het erfgoed zoveel als mogelijk duurzaam en in samenhang te behouden.
De gemeente Mill en Sint Hubert heeft geen gemeentelijke archeologische aandachtsgebieden of archeologische monumenten. De gemeente besluit om vooralsnog geen gemeentelijke archeologische monumenten aan te wijzen, omdat de archeologische waarden op deze locaties voldoende beschermd zijn c.q. worden in de bestemmingsplannen.

Beleidsregel 6.
De gemeente Mill en Sint Hubert heeft naast al het bovenstaande nog enkele richtlijnen:

1. Indien in één plangebied van de beoogde ontwikkeling meerdere verwachtingswaarden
voorkomen, dan geldt de hoogste waarde ( en dus de kleinste ondergrens) tenzij deze
waarde minder dan 10% van het plangebied in beslag neemt. Dit geldt enkel voor de
beleidscategorieën 4 t/m 6.

2. Indien geen onderzoek moet worden uitgevoerd omdat beneden de onderzoeks-grenzen (diepte- en/of oppervlakte-ondergrens) gebleven wordt, blijft de dubbelbestemming Waarde-Archeologie (WR-A) van het bestemmingsplan onverminderd van kracht.

3. Indien op basis van de oppervlakte van de bodem-verstorende ingrepen archeologisch vooronderzoek noodzakelijk is, vindt dit plaats in het gehele plangebied.

4. Indien de bodem in minder dan 5% van het ingrepengebied verstoord wordt, kan de gemeente vrijstelling verlenen van de verplichting tot uitvoering van archeologisch onderzoek. De dubbelbestemming Waarde-Archeologie (WR-A) van het bestemmingsplan blijft onverminderd van kracht.

5. In gebieden waar ingrepen gepland worden met een geleidelijk effect dient eerste vastgesteld te worden wat het effect van e ingreep (op termijn) kan zijn op de eventueel aanwezige archeologische ondergrond. Dit onderzoek vindt echter altijd plaats na afweging in het kader van, een vergunningaanvraag.

6. Voor -agrarische- activiteiten die vergunning-plichtig zijn zoals (diepploegen, aspergeteelt geldt eveneens, drainagesystemen aanleggen enz.) geldt eveneens de verplichting tot het uitvoeren van een onderzoek om vast te stellen wat het effect op de langere termijn kan zijn.

7. De gemeente Mill en Sint Hubert reserveert geen apart budget voor de uitvoering van het gemeentelijk archeologiebeleid en hanteert het landelijk uitgangspunt -de verstoorder betaalt-. Gemaakte kosten ten behoeve van het uitvoeren van het archeologiebeleid zullen verhaald worden via:

1. de bestuurslastenvergoeding, daar waar het niet-project gebonden kosten betreft;

2. de heffing van leges of kostenverhaal op basis van Wro afdeling 6.4, daar waar het projecten van derden betreft;

3. projectkosten, daar waar het eigen gemeentelijke projecten betreft.





Ter informatie Archeologische perioden in Nederland.

Historische Tijd
1800- heden is Nieuwste tijd
1500-1800 na Chr. is Nieuwe tijd
1050-1500 na Chr. is Volle en Late Middeleeuwen

Protohistorie
450-1050 na Chr. Vroege Middeleeuwen
12 voor Chr.-450 na Chr. Romeinse tijd

Prehistorie
800-12 voor Chr. IJzertijd
2000-800 voor Chr. Bronstijd
5300-2000 voor Chr. Neolithicum (Nieuwe Steentijd)
8800-5300 voor Chr. Mesolithicum (Midden Steentijd)
30000-8800 voor Chr. Paleolithicum ( oude Steentijd, inclusie de laatste ijstijd).


Landschap en Archeologie: een samenvatting.

Deze samenvatting is gebaseerd op R. Exaltus en T. DeVille, 2010 en RAAP Archeologisch Adviesbureau bv., 2011.


Geo(morfo)logie.
De gemeente Mill en Sint Hubert ligt op de overgang van het Peelblok dat deel uitmaakt van de Peelrandbreuk ( zuidwestelijke helft van de gemeente) naar het dal van de Maas (noordoostelijke helft van de gemeente). De bebouwde kom van Mill ligt op het Peelblok, de bebouwde kom van Sint Hubert ligt in het dal van de Maas. De Maas stroomt op circa 5 km ten oosten van de oostelijke gemeentegrens.
De Peelrandbreuk bestaat uit meerdere breuklijnen waarvan er niet één door het grondgebied van Mill en Sint Hubert loopt. Wel loopt één van de breuklijnen parallel aan de oostelijke gemeentegrens. Deze breuk begint ter hoogte van het Noord-Limburgse Meijel en eindigt ter hoogte van Grave. Het Peelblok is opgeheven ten opzichte van de Roerdalslenk. Door de hogere ligging vormt het Peelblok een waterscheiding die duidelijk in het patroon van riviertjes en beken herkenbaar is. Ten westen van Het Peelblok stroomt het water via de Roerdalslenk (gelegen op circa zeven kilometer ten westen van de westelijke gemeentegrens) richting ;s Hertogenbosch. Ten oosten monden de rivieren uit in de Maas. De ondergrond van het Peelblok bestaat uit rivierafzettingen van de Rijn en de Maas (Formatie van Beegden). Deze zijn afgezet tijdens het Pleistoceen (2,6 miljoen jaar geleden - 11.755 jaar geleden). Aan het het einde van het Pleistoceen zijn deze rivierafzettingen bedekt door dekzand (Laagpakket van Wierden van de Formatie van Boxtel). Erosie heeft er plaatselijk voor gezorgd dat delen van het dekzandpakket verdwenen zijn, waardoor de pleistocene rivierafzettingen (met grover zand en grind) deels aan de oppervlakte kunnen worden aangetroffen.
Het noordoostelijk deel van de gemeente ligt binnen het dal van de Maas op een Maasterras. De ondergrond bestaat hier uit rivierafzettingen die bestaan uit metersdikke pakketten grof zand en grind . De oudste afzettingen hiervan dateren uit he Plioceen (5,3 - 2,6 miljoen jaar geleden), de jongste uit de Holoceen ( circa-11.755 - heden).
Door tektonische opheffing sneed de Maas zich vooral tijden de interglacialen (warmere perioden tussen de ijstijden) dieper en dieper in het landschap in. Tijdens de glacialen heeft de Maas grote hoeveelheden grind en zand afgezet. Door deze afwisseling heeft e Maas zijn loop vaak verlegd. Aan het einde van het Pleistoceen is ook over de rivierafzettingen dekzand afgezet door de wind (Laagpakket van Wierden van de formatie van Boxtel). Dit dekzand is afgezet in de vorm van vlaktes, welvingen en dekzandruggen.
Doordat een groot deel van de gemeente op het Peelblok ligt, komen op dit plateau rivierafzettingen vanaf het maaiveld voor. Aan de westelijke zijde zijn deze bedekt door een laag dekzand . Ten westen van de bebouwde kon van Mill is het dekzand afgezet als een dekzand-rug met een oost-west oriëntatie. Grote delen hiervan zijn afgegraven. Nabij de rand van het Peelblok met het Maasdal liggen enkele droogdalen. Het grootste dal loop dwars door de bebouwde kom van Mill. In de jaren '30 van de 20ste eeuw is dwars door dit dal het Peelkanaal (ook bekend als het defensiekanaal) gegraven.
Het noordoostelijke gedeelte van de gemeente Mill en Sint Hubert ligt op een terrasvlakte die bedekt is met overstromingsmateriaal of een vlakt van ten dele verspoeld dekzand. Dit terras wordt in het uiterst noordoosten doorsneden door geulen van een vlechtend afwateringssysteem . Op dit terras is het dekzand plaatselijk afgezet in de vorm van dekzandruggen.

Bewoningsgeschiedenis
Vanaf het einde van de laatste ijstijd trokken jager-verzamelaars rond, die sterk afhankelijk waren van het natuurlijke voedselaanbod. Zij hadden daardoor een nomadisch bestaan en leefden in tijdelijke kampementen. Dergelijke kampementen worden thans archeologisch vooral gekenmerkt door een grotere of kleinere spreiding van vuurstenen artefacten in de bodem. Soms kan nog de oorspronkelijke haardplaats worden aangetroffen. Doordat de vindplaatsen veelal uit een oppervlakkige vondstspreiding bestaan met weinig diepe grondsporen, zijn vindplaatsen uit de laat-Paleolithicum en het Mesolithicum erg kwetsbaar. Vuursteenvindplaatsen komen in het dekzandlandschap gewoonlijk voor op hoger gelegen ruggen en welvingen en dan met name op de overgangszones naar water en vochtige laagten ( zogenaamde gradiëntzones). In de nabijheid van water heerste een grote(re) biodiversiteit waardoor het vergaren van voedsel werd vergemakkelijkt. In beekdalen liggen de vindplaatsen uit deze periode veelal op de hoger gelegen donken ( zandige opduikingen) en oude terrasruggen. In Mill en Sint Hubert komen Paleolithische en Mesolithische resten voor in het dal dat de bebouwde kom van Mill als het ware in tweeën verdeelt en in de noordoostelijke hoek van de gemeente , aan de voet van een dekzand-rug op het Maasterras in de nabijheid van een oude Maasgeul. Het betreft hoofdzakelijk losse vuursteenvondsten, waarvan sommige niet met zekerheid aan deze periodes zijn toegeschreven. Concrete sporen van kampementen zijn tot op heden niet aangetroffen binnen de gemeente.
Vanaf het Neolithicum vond er een geleidelijke overgang plaats van een nomadische bestaan (jagen-verzamelen) naar een sedentair bestaan waarbij jacht en verzamelen van voedsel steeds meer een ondergeschikte rol gingen spelen ten opzichte van de doelbewuste voedselproductie door middel van landbouw en veeteelt. Het sedentaire bestaan leidde archeologisch tot het ontstaan van vindplaatsen die gekenmerkt worden door een aanmerkelijk grotere dichtheid aan in de natuurlijke ondergrond ingegraven bodemsporen zoals paalkuilen, greppels, afvalkuilen en waterputten.
Tot in de Volle Middeleeuwen wijken de bewoningslocaties niet wezenlijk af van de hoge en droge ligging waarvoor jager-verzamelaars kozen, al bevindt de bewoning zich later meer verspreid over de dekzandruggen en de flanken daarvan. In de gemeente Mill en Sint Hubert zijn verschillende archeologische resten aangetroffen die worden gedateerd in de periode Neolithicum tot en met de Volle Middeleeuwen. Het betreft veelal losse vondsten zoals keramiek en vuurstenen artefacten , maar ook sporen van een grafveld ( gelegen ten oosten van Mill) en nederzettingssporen uit het Neolithicum (ten noordoosten van Langenboom).
Vanaf de Late Middeleeuwen verandert de locatiekeuze enigszins. Nederzettingen worden niet langer als vanzelfsprekend gesitueerd op hoge en droge plaatsen maar er vindt een verschuiving plaats naar de wat lagere landschappelijke zones op de flanken van de akkerbouwgebieden, langs doorgangswegen, op kruispunten van wegen en aan rivierovergangen. De bebouwde kom van Mill ligt op de rand van het Peelblok nabij een dalvormige laagte. De dorpskern ligt aan een goed oversteek baar deel van dit dal. De dorpskern van Sint Hubert ligt aan de voet van het Peelblok op een Maasterras dat gezien de aanwezigheid van gooreerdgronden gekenmerkt wordt door ondiepe grondwaterstand. Het zuidwestelijke deel van de gemeente Mill en Sint Hubert is pas in de loop van de negentiende eeuw ontgonnen. Nadat hier op grote schaal het grondwaterniveau is verlaagd, zijn deze gebieden in gebruik genomen voor de landbouw. Ontginningsdorpen zoals bijvoorbeeld Wilbertoord en Langenboom zijn dan ook van recente oorsprong.
Mill en Sint Hubert kent twee historische kastelen: Kasteel Aldendriel, bestaande uit een voorburcht en een hoofdburcht en dat minstens teruggaat tot het jaar 1477; en kasteel Tongelaar, waarvan de huidige bouw stamt uit de 15de eeuw, maar de oorsprong mogelijk in de Volle Middeleeuwen ligt.

De rol van de heemkundekring en vrijwilligers.
Amateurarcheologen en heemkundigen (hier verder vrijwilligers genoemd) kunnen op velerlei wijzen een belangrijke rol vervullen bij het creëren van draagvlak voor de lokale geschiedenis:
• signaleren en melden (ogen en oren van de archeologie);
• het kritisch volgen van archeologische onderzoeken;
• het aanleveren van lokale informatie aan archeologische onderzoekbureaus;
• meewerken aan archeologisch onderzoek van opgravingsbureaus;
• het zelfstandig uitvoeren van waarnemingen, noodopgravingen en inspecties;
• het verzorgen van publieksvoorlichting door middel van tentoonstellingen, rondleidingen, website, persberichten et cetera.

SECOND OPINION OP HET RAPPORT OVER HET INVENTARISEREND VELDONDERZOEK IN HET PLANGEBIED 'T KAVELT IN DE GEMEENTE MILL EN SINT HUBERT

Universiteit van Amsterdam ,Capaciteitsgroep archeologie.
A.A.A. Verhoeven.

Inhoud
1. Inleiding
2. Waardering van de archeologische resten in 't Kavelt
3. Samenvatting
4. Literatuur
5. Bijlagen
Onderstaande compilatie van het bovenstaand rapport geeft geen volledig inzicht in het totale veldonderzoek /rapport opgesteld voor het plangebied 'Kavelt gedaan door BAAC. ( rapport A-010.0329 juli 2011.)
Redactie Stichting Heemkunde Myllesheem.


1. Inleiding
Op verzoek van de Gemeente Mill en Sint Hubert is een tweede mening opgesteld over het conceptrapport betreffende het Inventariserend Veldonderzoek door middel van proefsleuven(ivo-p) in het plangebied 't Kavelt in de gemeente Mill en Sint Hubert, opgesteld door Weterings en Miedema.
In oktober 2010 heeft BAAC bv onderzoeks- en adviesbureau in (Bouwhistorie, Archeologie, Architectuur en Cultuurhistorie) in plangebied 't Kavelt een ivo-p uitgevoerd dat tot doel had archeologische resten op te sporen en te waarborgen en te waarderen.
Plangebied 't Kavelt is ongeveer 10 hectare groot en ligt iets ten zuiden van de dorpskern van Mill. In het kader van het ivo-p zijn verspreid over het plangebied 68 proefsleuven van 100m² aangelegd. Voorafgaand aan het onderzoek is zoals gebruikelijk bureauonderzoek uitgevoerd(Schutte 2010) en is voor het ivo-p een Programma van Eisen opgesteld (kortlang 2010).
Deze second opinion richt zich op de waardering van de aangetroffen archeologische resten in het oostelijk deel van het plangebied en het daaruit voortvloeiende advies.
(advies niet meegenomen in deze compilatie).

2. Waardering van de archeologische resten in 't Kavelt.
Op basis van het ivo-p kan 't Kavelt in drie zones worden verdeeld. In het westen van 't Kavelt is een gering aantal sporen gevonden uit de prehistorie en Nieuwe Tijd in het middendeel zijn vooral greppels gevonden die in verband zijn te brengen met een houtwal en de Oude Wanroijseweg, die bij ruilverkaveling in de jaren '60 is verdwenen.
Het is de derde, oostelijke zone die in deze second opinion centraal staat. In het oosten van 't Kavelt zijn grondsporen gevonden uit de Middeleeuwen, meer specifiek de periode 1000-1200. Het conceptrapport van BAAC vermeld paalsporen, kuilen, greppels en mogelijk een waterput. Binnen een door een greppel omgeven terrein veronderstellen de auteurs de aanwezigheid van een middeleeuws erf. Daarmee doelen de archeologen op een boerderij met bijgebouwen en een waterput. De mogelijke waterput bevindt zich ruim 40 meter
ten noordoosten van het omgreppelde terrein en zal bij een ander erf behoord hebben.

De vindplaats is door BAAC bv gewaardeerd volgens de gebruikelijke landelijke systematiek, die helaas niet altijd even veelzeggend is. Onderstaande tabel is overgenomen van het conceptrapport van Weterings en Miedema (2011).






waarde_criteria_scrores_kavelt_mill.jpg

Na aanleiding van bovenstaande waardering een korte evaluatie om te bezien of de waardering juist is .Het aspect van belevingswaarde is hier niet van toepassing en laten we buiten beschouwing.
De gaafheid van de grondsporen , vondsten en organisch materiaal is in Mill 't Kavelt doorsnee te noemen voor de Noord-Brabantse zandgronden. Grondsporen zijn goed bewaard en uitstekend zichtbaar. Een middelmatige score op conservering is eveneens gemiddeld voor de zandgronden. Vondsten zijn in de Brabantse zandgronden vrijwel altijd goed geconserveerd, op uitzondering van organisch materiaal, dat alleen is bewaard als het zich niet beneden de grondwaterspiegel bevindt.

Een punt van inhoudelijke kwaliteit betreft de zeldzaamheid: hoe goed kennen we dit soort nederzettingen nu in de omgeving. Dat is een kwestie van de schaal waarop men dit bekijkt: in de directe omgeving van Mill zijn inderdaad geen middeleeuwse nederzettingen opgegraven, maar wel op een afstand van 15 km in Nistelrode of in Venray op 20 km afstand. Kijken we nog verder in oostelijke Noord-Brabant zijn veel meer nederzettingen uit de periode 1000-1200 goed onderzocht. De score van 3 hangt dus nogal af van de schaal waarop dat wordt bekeken.

Op het punt van informatiewaarde scoort de vindplaats hoog. Veel andere vindplaatsen in de buurt van 't Kavelt bleken zodanig verstoord dat geen nader onderzoek is aangeraden; een ongestoorde vindplaats kan dus zeker wat toevoegen aan onze kennis van de bewonersgeschiedenis van Mill. Daar moeten we echter een voorbehoud bij maken: de vindplaats moet daarvoor wel min of meer compleet zijn.

Als het onderzoek iets zou toevoegen aan vergelijkbaar onderzoek in de directe omgeving zou sprake zijn van een hoge ensemblewaarde, maar dat is hier niet het geval zodat de score laag is. Ik (A. Verhoeven) is het met de auteurs eens.

De representativiteit van de vindplaats is hoog als een bepaald type monument karakteristiek is voor een periode of een gebied. Dit is hier inderdaad niet het geval, waardoor een lage score is toegekend, maar als we het op een wat grotere schaal bekijken op het niveau van oostelijk Noord-Brabant is een hogere score ook denkbaar.

Aanvullend op de genoemde inhoudelijke kwaliteiten voeren Weterings en Miedema aan dat de aangetroffen erven mogelijk in relatie staan tot bezit dat de abdij Mariënweerd in de 12 eeuw verwierf in Mill. Daarvoor ontbreekt echter elke concrete aanwijzing. Het kan net zo goed om enkele individuele ontginningsboerderijen gaan.

In de waardering van de vindplaats zijn twee aspecten niet betrokken. Dat deze punten niet zijn meegewogen in de beoordeling valt de opstellers van het rapport niet te verwijten: zij gebruiken gewoon de landelijke gangbare systematiek.

Een eerste aspect is de volledigheid van de vindplaats in ruimtelijke zin. Het is van groot belang of een maar een stukje van een vindplaats is aangesneden of een volledige nederzetting of tenminste een informatief fragment. Losse huisplattegronden of waterputten zijn natuurlijk nooit helemaal oninteressant, maar de informatiewaarde wordt pas groot als een opgraving enkele gebouwen blootlegt die samen op een erf hebben gestaan . Kunnen meerdere erven compleet worden onderzocht, is de betekenis van een onderzoek nog groter. Is de vindplaats op 't Kavelt nu zodanig goed bewaard dat het opgraven ervan iets wezenlijks toevoegt aan onze kennis over de bewoningsgeschiedenis van Mill? Het is op dit punt dat de twijfels toeslaan bij de waardering. Met wat geluk kan het binnen de greppels veronderstelde westelijke erf compleet worden opgegraven, maar het erf bij de waterput zal incompleet blijven. Het meest waarschijnlijk is dat beide erven zich in noordwesten uitstrekken tot juist buiten het plangebied.

Een tweede aspect dat niet expliciet wordt genoemd betreft de mate van verstoring. In werkputten 20 en 78 zijn vlakbij de waterput al direct sporen uit de Nieuwe tijd gevonden(recente verstoringen). Die sporen zouden het oostelijk erf verstoren. Ook op het westelijk erf zijn mogelijk wat verstoringen aanwezig. Op oudere topografische kaarten staat nog een weg die van de Oude Wanroijseweg naar het noordoosten aftakt en over het westelijk erf loopt. Misschien heeft de weg ook verstoringen veroorzaakt, maar omdat proefsleuven hem hebben gemist, valt daar weinig te zeggen.

Als deze twee aspecten worden meegewogen, moet de behoudens waardigheid van de vindplaats op 't Kavelt mijns inzien (A. Verhoeven) aanzienlijk naar beneden worden bijgesteld. Omdat het wel de eerste middeleeuwse gebouwen in Mill zouden zijn, zou ik (A. Verhoeven) een vervolgonderzoek toch niet direct willen afraden. Het is aan de gemeente te beslissen of zij een stukje aan haar bewoningsgeschiedenis wil toevoegen, of dat zij daar van afziet.

•3. Samenvatting
• Binnen plangebied 't Kavelt liggen naar alle waarschijnlijkheid twee erven uit de volle middeleeuwen waarvan er één met enig geluk volledig kan worden opgegraven, het tweede zal naar alle waarschijnlijkheid incompleet blijven.
• Een vervolgonderzoek hoeft niet zo uitgebreid te zijn als voorgesteld een oppervlakte van ongeveer één hectare rond de twee erven volstaat.

• 4. Literatuur

Kortlang, F.P.2010: Programma van Eisen archeologie; Inventariserend Veldonderzoek (IVO-waarderend) d.m.v. proefsleuven, gemeente Mill en St. Hubert, Mill 't Kavelt. Eindhoven.


Schutte, A.H. 2010: Archeologisch onderzoek plangebied 't Kavelt te Mill, Archeologisch bureauonderzoek plangebied 't Kavelt te Mill, gemeente Mill en St Hubert. Roermond (Grontmij Archeologische Rapporten 789).


Weterings P.G.H. & F. Miedema 2011 (concept): Inventariserend Veldonderzoek door middel van proefsleuven Mill 't Kavelt. BAAC-projectcode: A-10.0329

•5. Bijlagen
• afb.1 Uitvergroting van het omsloten middeleeuwse erf in de oostelijke zone van het plangebied.
• afb.2 Historische kaart uit 1811-1832 met hierop het plangebied
• afb.3 Militaire kaart uit 1930 met hierop het plangebied. Zichtbaar is de groene zone waarbinnen de noord-zuid georiënteerde Oude Wanroijseweg loopt. Deze zone wordt door houtwallen begrensd.
• afb.4 Mogelijke waterput in proefsleuf 20 ( zie afbeelding 1) .
• afb.5 Tuit van een paffrath-kogelpot (1000-1200).
• afb.6 Vondstenlijst.

afb1_kavelt.jpg
afbeelding 1. plangebied 't Kavelt.

legenda behorende bij afbeelding 1.

rood omlijnd ;is het plangebied
geel ingekleurd; is natuurlijke laag
witte vlakken; in natuurlijk laag is verstoring , natuurlijke of recent
licht grijs; is een greppel
donker grijs; is een kuil
zwart gekleurd; is een paalkuil
blauw gekleurd ;is waterput
--- ;is reconstructielijn greppelverloop




afb2_kavelt_hist_kaart.jpg
afbeelding 2 Historische kaart uit 1811-1832 met hierop het plangebied.

afb3_kavelt_militaire_kaart.jpg
afbeelding 3 Militaire kaart uit 1930 met hierop het plangebied. Zichtbaar is de groene zone waarbinnen de noord zuid georiënteerde Oude Wanroijseweg loopt. Deze zone wordt door houtwallen begrensd.

afb4_waterput_kavelt.jpg
afbeelding 4 Mogelijke waterput in proefsleuf 20.

afb_5_tuit_kavelt.jpg
afbeelding 5 Tuit van een paffrath-kogelpot (1000-1200) uit spoor 37011.

bijlage_6_vondstenlijst_kavelt.jpg
afbeelding 6 Vondstenlijst.

ARCHEOLOGISCH ONDERZOEK KASTEEL TONGELAAR